Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Solon

betekenis & definitie

Solon, een beroemd Atheensch wetgever en de eerste onder de zeven wijzen van Griekenland, werd geboren te Athene omstreeks het jaar 640 vóór Chr.

Hij was de zoon van Execestides, den telg van een edel geslacht, dat Codrus onder zijne voorvaderen telde. Solon wijdde zich aan den koophandel en ging reeds vroeg op reis. Zijne hierbij opgedane ondervindingen en zijne kennismaking met de uitstekendste mannen in den vreemde droegen niet weinig bij tot zijne ontwikkeling, en deze besteedde hij met warmen ijver aan de belangen zijner geboortestad. Eerst in 604 betrad hij het staatkundig tooneel. De Atheners, vermoeid door eene lange en rustelooze worsteling met Megara om het eiland Salamis, hadden eene wet uitgevaardigd, welke ieder met den dood bedreigde, die op eene vernieuwing van dien strijd aandrong. Solon verscheen toen in de rol van een krankzinnige op het marktplein, zong eene door hem vervaardigde elegie: „Salamis” en wist daardoor de gemoederen der Atheners zóó in vuur te zetten, dat zij naar de wapens grepen en het eiland veroverden. Niet lang daarna (600) werd op aandringen van Solon besloten, den eersten Heiligen Oorlog te voeren tegen Cirrha ter beveiliging van het heiligdom te Delphi. Athene zelf bevond zich in dien tijd in een hagchelijken toestand; de verdorvenheid was groot, en de oneenigheid der partijen bedreigde den Staat met den ondergang.

Toen trad Solon in het beslissend oogenblik wederom op als redder des vaderlands, wist door Epiménides eene algemeene verzoening te bewerken en bragt den vrede tot stand. Niettemin duurden de ongeregeldheden voort, en er heerschte groote onrust bij de geheele bevolking, terwijl, door de gewelddadigheden der Eupatriden en door de uitspattingen van den ruwen hartstogt, bij het volk alle zedelijkheid en deugd werden verguisd en met voeten getreden. Toen vestigde zich aller oog op Solon, die wel is waar tot de Eupatriden behoorde, maar algemeen geacht was wegens zijne edele gevoelens, zijne wijze gematigdheid en zijn schrander overleg. Deze nam de taak der bevrediging en hervorming op zich, maakte al dadelijk een einde aan den woeker en opende voor de schuldenaars de mogelijkheid, aan hunne verpligtingen te voldoen. In 594 zag hij zich tot eersten archon gekozen en gaf in die betrekking aan den Staat eene nieuwe grondwet. Vooral beijverde hij zich, de kloof tusschen het volk en den adel aan te vullen, het eerste uit zijne vernedering op te heffen en de aanmatiging van den laatsten te fnuiken en alzoo het heilige regt te handhaven. Daarenboven schonk hij aan het geheele volk eene uitgebreide wetgeving, die zich tot de voornaamste maatschappelijke aangelegenheden uitstrekte.

Men verhaalt, dat Solon aan de Atheners de verpligting oplegde, in de eerste 10 jaar niets in zijne wetgeving te veranderen, en dat hij voorts naar het buitenland trok, opdat hij niet zelf wijzigingen daarin zou behoeven voor te stellen. Hij begaf zich in de eerste plaats naar Egypte, waar hij den omgang genoot der priesters van Heliópolis en Saïs, vervolgens naar Cyprus en toen naar Sardes, waar hij volgens de sage (eene historische onmogelijkheid) met Croesus het bekende gesprek voerde over de wisselvalligheid van ’s menschen geluk. Na zijn terugkeer te Athene wendde hij vruchteloos pogingen aan om de politieke hartstogten te beteugelen en beleefde het, dat Pisístratus zich opwierp tot tyran. Hij overleed in 559; men vermeldt nog, dat volgens zijne begeerte zijn stoffelijk overschot naar Salamis gevoerd en verbrand en de asch over het geheele eiland verstrooid werd. Zijne kenspreuk was: „Niets te veel”, en hij onderscheidde zich zoowel door zijn dichterlijk als door zijn wetgevend talent. De overblijfselen zijner gedichten vindt men verzameld in „Delectus poësis Graecorum elegiacae (1838)” van Schneidewin, en zijne levensgeschiedenis werd geschreven door Plutarchus.

< >