Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Alphen

betekenis & definitie

Alphen (het geslacht van), uit dat van Cralingen gesproten, behoort tot den ouden Nederlandschen adel. Onderscheiden ridderlijke leden van dat geslacht, hetwelk in de 12de 13de 14de en 15de eeuw bloeide, vinden wij vermeld in het Vaderlandsch Woordenboek van Kok, die zijne berigten uit geschrevene genealogische aanteekeningen heeft geput. Die mannen hebben in Holland en Gelderland aanzienlijke ambten bekleed. De binnenlandsche onlusten in het laatst der 15de eeuw beroofden de van Alphens van hunne bezittingen, zoodat Daniël van Alphen zich te Keulen vestigde, waar zijn zoon Simon koopman werd.

Een zoon van dezen, Pieter genaamd, begaf zich, desgelijks als koopman, naar Antwerpen, waar de plundering der Spaansche soldaten in November 1576 hem in armoede dompelde. Hij redde weinig anders dan een kistje juweelen, hem door een handelsvriend toevertrouwd; zijne zorg voor dien schat, die alzoo voor den eigenaar behouden bleef, was oorzaak, dat hij voldoende ondersteuning ondervond, om als koopman tot nieuwe welvaart op te klimmen. Daarna heeft hij zelf, zijn zoon, kleinzoon, achterkleinzoon enz. te Leiden gewoond en handel gedreven; ook waren onderscheidene leden van dit geslacht er met de aanzienlijkste waardigheden bekleed. De jongste zoon van straksvermelden Pieter van Alphen droeg den naam van Cornelis, huwde met Johanna, eene dochter van Hiëronymus Manaart van Antwerpen en woonde achtereenvolgens te Bremen, te Keulen, te Frankfort aan de Main en te Hanau. Hij had een zoon, kleinzoon en achterkleinzoon, die allen den naam droegen van Hiëronymus Simons van Alphen. De laatstgenoemde, te Hanau geboren den 23sten Mei 1665, was achtereenvolgens pre-dikant te Warmond, Zutphen en Amsterdam en eindelijk hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht en heeft onderscheidene geschriften — vooral van uitlegkundigen aard — nagelaten. Van zijn twee nagelaten zonen was de oudste, Hiëronymus van Alphen, eerst predikant te Nieuw-Loosdrecht, toen te Leeuwarden en eindelijk te Amsterdam. Hij huwde met Judith Anna Huber en overleed kinderloos. Ook deze heeft zich door eenige geschriften bekend gemaakt. Zijn broeder Johan van Alphen, geboren den 24sten Maart 1710 en gehuwd met zijne nicht Wilhelmina Lucia van Alphen, was raad in de vroedschap en schepen der stad Gouda en de vader van onzen langen tijd algemeen gevierden kinderdichter.

Deze, Hiëronymus van Alphen genaamd, geboren den 8sten Augustus 1746, bekleedde eerst de betrekking van procureur-generaal bij het Hof van Utrecht, vervolgens die van pensionaris der stad Leiden en eindelijk die van thesaurier-generaal der Unie. Hij was voorzeker de voortreffelijkste Nederlandsche dichter van zijn tijd, en zijne cantate “De sterrenhemel” behoort nog altoos tot de meesterstukken onzer poëzij. Vooral heeft hij zich een grooten naam verworven door zijne “kin-dergedichten,” die wel is waar niet vrij zijn van het deftige der eeuw, waarin de vervaardiger leefde, maar toch geenszins de geringschatting verdienen, waarmede zij in den jongsten tijd door sommigen zijn bejegend. Wij bezitten daarenboven van dezen van Alphen onderscheidene — waaronder met goud bekroonde — werken in proza. Bij de omwenteling van 1795 deed hij, als een ijverig aanhanger van het vorstenhuis van Oranje, afstand van zijn ambt, en hij overleed te ’s Hage op den 2den April 1803. — Zijn zoon was geruimen tijd lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

< >