Adel was volgens de oude Friesche sage de vader van Friso, den stamvader der Friezen. Zijne geslachtlijst is zelfs van den tijd van Noach af door de kroniekschrijvers vermeld, en wel in deze volgorde: Sem, Arphaxad, Salem, Heler, Phaleg, Ragau, Adel.
Hij regeerde in Azië over een landschap, Benedicta Frisia, Phresia of Phrasia genoemd, en vertrok, door den tiran Agrammes verdreven, naar Athene. Een zijner zonen, Saxo genaamd, was een leerling van Plato; van een anderen zoon, Bruno, is weinig bekend, maar de derde, Friso, nam eerst deel aan de krijgstogten van Philippus en Alexander van Macedonië en begaf zich vervolgens met eene vloot naar Friesland. De zoon van dezen heette desgelijks Adel. Deze regeerde als prins van Friesland een groot aantaljaren, had Zwobbina de dochter van een Zwabischen vorst, tot vrouw en stierf omstreeks 1½ eeuw vóór den aanvang onzer jaartelling. Zijn zoon Ubbo volgde hem op.
