Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Algemeens Staten

betekenis & definitie

(De) Algemeens Staten vormden in de dagen der Nederlandsche Republiek eene vergadering van gevolmagtigde afgevaardigden uit zeven oppermagtige en naauw-verbondene landschappen tot het waarnemen en handhaven van hun gemeenschappelijk belang. Het was dus geen oppermagtig ligchaam, daar de souvereiniteit van elk landschap onaangeroerd bleef. Zij kwamen bij de eerste opkomst van dezen Vereenigden Staat dan alleen bij elkaar, wanneer er eene vergadering werd uitgeschreven — ’t geen in den laatsten tijd der graven zeldzaam en vooral onder den heerschzuchtigen Philips II hoogst zeldzaam geschiedde.

In de dagen van Leicester moest die uitschrijving geschieden door den “Raad van Staten”, die zich in zijne bemoeijingen liefst zoo min mogelijk door de Algemeene Staten belemmerd zag. Hierover kwamen klagten, maar het duurde nog lang voordat de Algemeene Staten vaste vergaderingen hadden. Eerst in het laatst der 16de eeuw, — vermoedelijk na 1593 — hielden zij eene doorgaande raadsvergadering onder den naam van “Algemeene Staten der Vereenigde Nederlanden,” die te ’s Hage resideerden in het oude Hof der graven van Holland, doorgaans onder het voorzitterschap van den Stadhouder en bijgestaan door den griffier en verdere ambtenaren. Het aantal der leden was onbepaald, iedere provincie kon er op hare kosten afvaardigen zooveel zij verkoos, maar zij, die voor dezelfde provincie zitting namen, hadden er te zamen slechts ééne stem. De vergadering was permanent, en elke provincie bekleedde om de beurt, door haren eersten afgevaardigde in rang, het voorzitterschap. Dit nam telkens des zondags des nachts te 12 ure een aanvang. De voorzitter ontving de brieven van buitenlandsche ministers, de memoriën van vreemde gezanten en de verzoekschriften van bijzondere personen of corporatiën. Zij werden voorgelezen door den griffier, waarna de provinciën hunne stemmen uitbragten. De meerderheid besliste, terwijl voor sommige zaken, zooals vrede en oorlog, belastingen enz., eenparigheid van stemmen werd vereischt.

De magt der Algemeene Staten was beperkt door de volgende bepalingen. Zij konden geen vrede sluiten of oorlog verklaren, geen krijgsvolk werven of belasting heffen, geene verbintenissen aangaan met buitenlandsche mogendheden zonder de toestemming der afzonderlijke provinciën, — voorts waren de door hen uitgevaardigde wetten alleen van kracht in die provinciën, die ze hadden aangenomen, terwijl de wetten en verordeningen der afzonderlijke provinciën niet door hen mogten aangerand worden, — en eindelijk hadden de Staten der afzonderlijke provinciën zich sommige regten uitdrukkelijk voorbehouden.

Niettemin werd in naam der Algemeene Staten over oorlog en vrede gehandeld, — de kapitein-generaal en de krijgsbevelhebbers van minderen rang legden aan hen den eed van getrouwheid af, — in oorlog zonden zij “afgevaardigden te velde” naar het leger, zonder wier toestemming geen slag ondernomen mogt worden, — zij bepaalden de in- en uitgaande regten, — zij zonden afgevaardigden naar de vergaderingen der Oost- en West-Indische Maatschappijen, — zij zorgden voor de munt, — zij benoemden commissiën voor onderscheidene aangelegenheden, die uit 9 personen — één afgevaardigde uit elke provincie, den griffier en den raadpensionaris van Holland — bestonden, — zij waren uitvoerders van de meeste plakkaten enz. Vooral vertoonden zij zich in vollen luister bij het aanstellen en ontvangen van gezanten en andere aanzienlijke staatsdienaren. Hun titel was volgens een besluit van den 7den Februarij 1653: “Hoog mogende Heeren, mijne Heeren, de Staten-generaal der Vereeriigde Nederlanden.” Hun wapen was een gouden steigerende leeuw op een rood veld, houdende een zwaard in den eenen en een bundel met zeven pijlen in den anderen klaauw met het onderschrift “concordia res parvae crescunt” (eendragt maakt magt). Vóór den Munsterschen vrede was de leeuw met den vrijheidshoed, na dien tijd met de koningskroon gedekt.

Bij belangrijke aangelegenheden werd er eene “groote vergadering” belegd, bestaande uit de regeringsleden der Zeven Provinciën. Zoolang deze zitting had, was hare magt boven die der Algemeene Staten verheven.

< >