Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Souvereiniteit

betekenis & definitie

Souverein noemt men in den Staat dengene, die met het hoogste gezag bekleed en van geen ander gezag afhankelijk is. Dat hoogste gezag zelf draagt den naam van souvereiniteit. Zijn daaraan bepaalde regten, zooals de vorstelijke praerogatieven, verbonden, dan heet men deze souvereiniteitregten.

De souvereiniteit in een Staat kan opgedragen zijn aan een bepaald persoon, zooals in eene monarchie, maar ook aan het geheele volk, zooals in eene republiek. Men spreekt ook wel van volkssouvereiniteit in een constitutioneel-monarchalen Staat, en dan wordt daarmede bedoeld, dat aan de bevoegde burgers in zoodanigen Staat aandeel in en invloed op het regeringsbeleid is toegekend.

In ons Vaderland berustte vóór het jaar 1795 de souvereiniteit bij de verschillende provinciën; om die reden gaf men aan koning Willem I in 1813 den titel van „souvereinen Vorst”, om te kennen te geven, dat de souvereiniteit der afzonderlijke gewesten voor goed was afgeschaft. In de dagen van het leenstelsel had men weinig souvereine Vorsten, omdat de meesten zich gedrongen gevoelden, hunne landen aan magtiger dan zij op te dragen en ze van deze in leen te ontvangen; doch daarbij gingen de souvereiniteitsregten op den landheer over.