Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aleoeten

betekenis & definitie

Aleoeten (De) is de naam van eene reeks van eilanden, die zich met een boog, wiens koorde 140 geographische mijlen lang is, van kaap Alasjka in Noord-Amerika tot aan Kamtsjatka in Aziatisch Rusland — van 165 tot 195° O. L. van Greenwich — uitstrekt en op 50° N.B. de Behringzee of de zee van Kamtsjatka afscheidt van den Stillen Oceaan, terwijl zij tevens eene soort van brug vormt van Amerika naar Azië. Zij telt omstreeks 150 eilanden met eene gezamenlijke oppervlakte van 480 □ geographische mijlen.

Zij zijn in 5 groepen verdeeld. De eerste is die der Commodore- of Behrings-eilanden, waar Behring in 1740 overleed; zij ligt op 55° N.B. en 60° O.L. eenigszins ter zijde van den boog. De tweede wordt gevormd door de Sasignan-eilanden met Attoe, Agattoe en Semitsji, — de derde door de Khao- of Ratten-eilanden met Boeldyr, Kiska, Amsjitka en Kryzeu-Ostrow, — de vierde door de Neyho- of Andreanow-eilanden met het Zeven-Kraters-eiland, het Brand-eiland, het Bever-eiland,Tanaga, Umlak enz. — en de vijfde door de Vossen- of Kavalang-eilanden met Unimak, Unalasjka, Umnak enz. Het grootst van allen is Unimak, hetwelk door eene naauwe straat van het eiland Alasjka gescheiden is. Daarenboven vindt men noordoostwaarts het groote eiland Kadyak of Kodyak, hetwelk gewoonlijk tot de groep der Sjoeagmins-eilanden gerekend wordt. De geheele reeks is een vulkanische verbindings-gordel tusschen de vuurbergen der twee werelddeelen. De meeste kraters zijn er uitgedoofd, maar sommige geven nog rook en vlammen, terwijl zich nu en dan zelfs op den bodem der zee vuurmuilen schijnen te openen. Zulk een verschijnsel werd er waargenomen in het jaar 1795. De meeste eilanden hebben steile kusten en zien er bar en kaal uit. In zulke vulkanische vormingen behoeft men niet naar metaal-ertsen te zoeken. Hooge boomen behooren er tot de zeldzaamheden, en de geheele plantengroei bepaalt er zich tot lage struiken, gras- en mossoorten. Beren, wolven, otters en bevers zijn er inlandsche dieren, en de zee levert er, behalve zeehonden en zeeleeuwen, allerlei soort van visschen. De winter is er zachter dan men op die breedte verwacht, maar de zomer zeer kort en guur.

De oorspronkelijke inwoners dezer eilanden zijn gedeeltelijk Christenen en een gemengd ras van Tartaren en Indianen. Zij zijn klein van gestalte, gespierd en welgemaakt en hebben donkere oogen en sluik zwart haar. Zij zien er welwillend uit, en Cook noemt hen het goedaardigste volk der wereld. Zij kleeden zich met een rokvormig gewaad van zeehondenvellen, dat om den hals wordt vastgebonden en tot op de knieën hangt. Hunne woningen zijn holen in den grond, met houten daken voorzien. Hunne voornaamste bezigheid is de jagt en de vischvangst en zij doorsnijden met hunne ligte baidars (booten), die men wel met ééne hand dragen kan, ongemeen snel de golven. Hun aantal bedraagt welligt 10.000 en was voorheen wel 10 maal zoo groot. Die ver-mindering wordt toegeschreven aan de pokken en vooral aan het gebruik van brandewijn. Ook hebben er de inboorlingen veel geleden van de afschuwelijke dwingelandij der Russische pels-handelaars, die zelve wederom slaven zijn van de hoofdagenten der Maatschappij.