Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aleppo

betekenis & definitie

Aleppo of Halep is de hoofdstad van een Aziatisch-Turksch ejaleet, dat denzelfden naam draagt, en tevens eene der aanzienlijkste steden van Syrië. Zij ligt 30 geographische mijlen ten oosten van Damascus in eene vruchtbare dalvlakte. Vóór de aardbeving van 1822, die haar nagenoeg geheel verwoestte, was zij in rang de derde stad van het Turksche rijk. In haren omtrek vindt men fraaije tuinen, en alle heuvels zijn er met boom- en wijngaarden bedekt. Te voren was zij omgeven door een hoogen muur en beveiligd door eene citadel, welke laatste weder is opgebouwd. De straten zijn er naauw, maar geplaveid.

Van de 15.000 huizen, die er zich vóór de aardbeving verhieven, waren na dat ongeval slechts 3000 bewoonbaar gebleven, en dit aantal is thans weder tot 5000 aangegroeid. Er zijn 30 moskeeën, onderscheidene Christelijke kerken en ééne groote synagoge, — voorts 45 bazars, twee openbare boekerijen en meer dan 100 bad- en koffijhuizen. Het aantal inwoners, dat in het midden der voorgaande eeuw 350.000 bedroeg, is thans tot op 80.000 verminderd. Aleppo is de zetel van een pasja, van een mollah, van een Griekschen patriarch en van een Maronietischen en Jacobietischen bisschop. Bijna alle Europesche handelsvolken hebben er consuls. De stad staat door karavanen en waterwegen in verband met Bassora, Damascus, Bagdad, Smyrna en Constantinopel en was vooral gedurende en na de kruistogten, zoolang de weg naar Indië om de kaap de Goede Hoop heen nog niet gevonden was, eene stapelplaats van de kostelijkste Europésche, Indische en Perzische voortbrengselen. Vooral de Venetianen en Genuézen dreven er een uitgebreiden en voordeeligen handel. Verschillende omstandigheden, waartoe de reeds vermelde aardbeving, het woeden der pest en de onveiligheid der karavanenwegen behooren, hebben er in den laatsten tijd den handel aanmerkelijk doen afnemen, en de nijverheid, die er voorheen prachtige geweven stoffen, vooral sjaals en tapijten, leverde, is in dezelfde verhouding afgenomen. Van de 3000 weefstoelen zijn er thans slechts 1500 in beweging. Behalve de geweven stoffen worden er nu nog gal-appels, kemelshaar, katoen, olie, was en paarlen uitgevoerd.

Aleppo is door de Phoeniciërs gesticht. De oudste naam der stad was Chaleb, de tweede Chalybon. Zij was de hoofdstad van Chalybonites, een landschap, dat door de Chalos (Koïk) werd besproeid. Seleucus Nicator verfraaide haar en noemde haar Beréa; zij behield dien naam tot in 638, toen zij door de Arabieren veroverd werd, die haar den voormaligen naam Chaleb of Halep teruggaven. Tijdens de kruistogten vestigden de Seldsjoeken er een sultanaat, dat in 1117 vernietigd werd. In 1260 was de stad reeds rijk en groot en zij werd eene prooi der Mongolen, terwijl in 1401 de horden van Timurleng er binnendrongen. Later kwam zij onder de heerschappij der sultans van Egypte en eindelijk in 1517 onder het bestuur van die van Turkije. In 1850 ontstond er, wegens de conscriptie, waarvan de niet-Mohammedanen zijn vrijgesteld, een oproer tegen de Christenen, die ten getale van ruim 20, waaronder zich de priesters bevonden, werden vermoord. De opstand werd door kracht van wapenen gedempt, en bij die gelegenheid een 1000-tal Arabieren gedood of gewond.

De Aleppo-ziekte is eene soort van uitslag of van aangezigts-roos met langdurige ettering, die bij het opdroogen der korst diepe lidteekens achterlaat. Zij heerscht vooral in de omstreken van Aleppo en Caïro.