Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Alberoni

betekenis & definitie

Alberoni (Julius), kardinaal en eerste minister ten tijde van Philippus V van Spanje en de sluwste staatsman van zijn tijd, werd in 1664 te Firenzuola op het gebied van Parma geboren. Zijn vader was een arme wijngaardenier, die voor de opvoeding van den rijk begaafden jongeling weinig kon doen. In eene kloosterschool te Piacenza leerde hij wat Latijn. Later verkreeg hij de betrekking van opzigter over de klokken der domkerk aldaar en werd er, op aanbeveling der domheeren, tot priester gewijd.

Hij verwierf de gunst van den Bisschop van Piacenza, en deze belastte hem met de opvoeding van een neef. Deze taak bevorderde niet weinig zijne wetenschappelijke ontwikkeling. Hij werd opgemerkt door den graaf Roncoviéri, Bisschop van St. Donino en vergezelde in 1703 dezen staatsman op zijne diplomatische togten. Bij zulk eene gelegenheid ontmoette hij den hertog van Vendóme, een Fransch veldheer. Deze benoemde hem tot zijn kapelaan. Alberoni volgde hem naar

Frankrijk en vervolgens als secretaris naar de Nederlanden, ja, in 1711 naar Spanje. Hier spreidde hij zulke groote talenten als staatsman ten toon en verkreeg er zulk een gewigtigen invloed, dat hij, als de vertrouwde des Hertogs, deel nam aan alle staatkundige onderhandelingen. Na den dood van zijn beschermheer keerde Alberoni naar Frankrijk terug, maar reeds in het jaar 1713 spoedde hij zich, met den grafelijken titel begiftigd, als ambassadeur van den Hertog van Parma naar Madrid en bevorderde, na den dood van Koningin Maria Louisa van Savoye, het huwelijk van Philippus met Elizabeth Farnese, de nicht van den Hertog van Parma. Het gevolg van dit huwelijk was zoowel de verwijdering der invloedrijke prinses Orsini als de verheffing van Alberoni tot eersten minister van Spanje. Nu regeerde hij, door de Koningin gesteund, met schier onbeperkte magt, en hij werd grande van de eerste klasse en kardinaal. Hij zocht bovenal eene verbetering der binnenlandsche aangelegenheden tot stand te brengen door alle wanorde uit de financiën te weren, eenheid en kracht te geven aan het bestuur, de nijverheid te bevorderen door Nederlandsche werklieden derwaarts te lokken en eene nieuwe vlugt te bezorgen aan den handel. Hij verbeterde het leger, bouwde vestingen, lette op orde en tucht en schiep eene nieuwe vloot. Een en ander wist hij door besparing tot stand te brengen, zoodat het heffen van nieuwe belastingen vermeden werd.

Minder gelukkig was hij in het bestuur der buitenlandsche zaken. Gedreven door de eerzuchtige wenschen van den Koning en de Koningin, vatte hij het voornemen op om Milaan, Napels, Sicilië en Sardinië voor Spanje te veroveren. Hij bragt eene talrijke vloot en een groot leger in gereedheid en bezette plotseling Sardinië (1717). Te vergeefs bragten Frankrijk, Engeland en de Nederlanden hunne bezwaren in tegen deze schennis van het tractaat van Utrecht, te vergeefs klaagde de Paus over de trouweloosheid van Spanje, Alberoni veroverde in 1718 Sicilië, en bedreigde Napels. Thans deed Engeland ter verdediging der Italiaansche gewesten den voorslag, dat de oudste zoon der Spaansche Koningin, Don Carlos, de heerschappij zou verkrijgen over Parma, Piacenza en Toscane, bijaldien het Oostenrijksche stamhuis uitstierf in de mannelijke lijn, terwijl Sardinië aan Savoye en Sicilië aan Oostenrijk zou toebehooren. Tot handhaving van dit plan werd de Quadruple-alliantie tusschen Engeland, Frankrijk, Oostenrijk en ons Vaderland gesloten. De Spaansche zeemagt werd daarna (1718) bij Kaap Passaro door de Engelsche vloot geslagen, en toen het vermetele plan van Alberoni, om den hertog van Orleans in hechtenis te nemen en naar Segovia te brengen, verijdeld werd, zond Frankrijk weldra (1719) een leger over de Pyreneën, terwijl de Oostenrijkers zich van Sicilië meester maakten en de Engelschen eene landing deden in Galicië om zich te wreken over den inval in Schotland, dien de Spanjaarden ten gunste van de Stuarts hadden ondernomen. Te midden dier dreigende omstandigheden, die nog erger werden door den haat der aanzienlijke Spanjaarden en door de ontevredenheid van het volk, verloor Alberoni geenszins den moed. Maar toen zijne hoop op buitenlandsche hulp gedurig schipbreuk leed en de lasten des oorlogs telkens drukkender werden, begon het vertrouwen van den Koning en van de Koningin hem te begeven. Zijne vijanden maakten hiervan gebruik om hem te doen vallen. Een koninklijk bevelschrift beroofde hem van zijne ambten en gebood hem, binnen 8 dagen Madrid en binnen 3 weken Spanje te verlaten. Hij begaf zich naar Italië, maar zijne tegenstanders klaagden hem aan te Rome, en hij werd door Clemens XI ter verantwoording geroepen. Eerst na den dood van dien Paus werd hij door het Collegie van Kardinalen op eene eervolle wijze vrijgesproken. Hierdoor klom zijn aanzien op nieuw. Clemens XII benoemde hem tot legaat van Ravenna en Benedictus XIV tot legaat van Bologna. Na een driejarig bestuur van dat gewest, begaf hij zich naar Piacenza, waar hij zijne laatste krachten wijdde aan den bloei van een seminarium, dat hij ten behoeve der jongelingschap had gesticht. Hij overleed er den 26sten Junij 1752, een ontzettend groot vermogen nalatende, dat volgens zijn uitersten wil grootendeels aan Philippus V van Spanje werd uitgekeerd.

< >