In het bedrijvig leven geldt de spreuk time is money (tijd is geld), en zij is ook bij den geldhandel niet uit het oog verloren. Dit leidde de kooplieden al spoedig tot den maatregel, om op gezette tijden af te rekenen. Dit wordt nog gemakkelijker, wanneer de koopman zijne schuldeischers be-taalt met pretenties op zijne soliede schuldenaars. Hij behoeft er dan slechts bij te voegen, wat aan de door hem verschuldigde som ontbreekt, of ontvangt van zijn schuldeischer het meerdere der pretentie terug.
Stellen wij, dat 4 kooplieden A, B, C en D met elkander handel drijven. A is schuldig aan B 1500 gulden en aan D 4000 gulden; B is schuldig aan C 6200 gulden; C aan A 2800 gulden en aan D 6400 gulden, en D aan B 5000 gulden. Die schuldvorderingen bedragen te zamen 25900 gulden. A is 5500 gulden schuldig en heeft 2800 gulden van C te vorderen; hij draagt dus aan C zijne schuld over aan D en voegt er 1200 gulden bij, terwijl hij tevens B betaalt. Hij heeft dus slechts 2700 gulden te betalen. B moet 6500 gulden ontvangen en 6200 gulden betalen. Hij draagt aan D op, om de schuldige 5000 gulden aan C te voldoen en geeft dezen daarenboven 1200 gulden, zoodat hij 300 gulden overhoudt. C rekent nu af met D; aan wien hij nog 4200 gulden betalen moet, en hiermede is alles vereffend. In plaats van 25900 gulden heeft men slechts 8100 gulden aan geld noodig gehad. Daar B van zijne ontvangst 1200 gulden aan C geeft en deze er D mede betaalt, zoodat dit geld driemaal omloopt, behoeft er eigenlijk slechts 5700 gulden aan geld aanwezig te zijn.
Het gemak van zulk eene uitwisseling van schuldvorderingen bleek al spoedig, bij het toenemend handelsverkeer, in Engeland zoo duidelijk, dat in 1773 de bankiers der City te Londen overeenkwamen, om op een bepaald uur hunne boekhouders naar het Clearinghouse (Afrekenings-huis) in Lombardstreet te zenden. Om 12 uur verschijnt er van elk kantoor een boekhouder, plaatst de wissels op de verschillende kantoren in de afzonderlijke, daartoe bestemde vakken en noteert het bedrag der wissels, die in zijn eigen vak gelegd zijn. Te 3 ure komen zij terug, om datzelfde werk, ook met de nagekomen wissels, te herhalen. Na 4 uur wordt niets meer aangenomen. Elke boekhouder maakt nu zijne balans op en berekent zjjn saldo. Wil hij een wissel niet betalen, dan schrijft hij er de reden op en legt hem in het vak van het huis, dat dien wissel aangeboden heeft. Dit moet vóór 5 uur geschied wezen, anders is de betrokkene gebonden om te betalen. Te 5 uur komt de boekhouder weder op zijn kantoor, vergelijkt zijne balans met de boeken, voorziet zich, zoo noodig, van geld, en gaat dan weder naar het Clearinghouse, waar zijne balans door twee inspecteurs nagezien en met hunne onderteekening bekrachtigd wordt. Daarna gaat men tot de onderlinge afrekening over. Verschillen beneden de 5 pond worden eerst den volgenden dag vereffend. Tot dat oogmerk worden ook de wissels, die na 4 uur inkomen, naar de betrokkenen gezonden. Reeds in het jaar 1810 beliep de som der wissels, die gemiddeld dagelijks in het Clearinghouse vereffend werden, 4 700 000 pond sterling, en het bedrag, dat er in banknoten betaald werd, 220 000 pond. Eerstgenoemde som steeg op afrekeningsdagen wel eens tot over de 14 millioen pond, en laatstgenoemd bedrag tot over een half millioen pond. Het is eene gewoonte bij de gegoede klasse in Engeland, zoowel het innen der schuldvorderingen als het betalen op orderbriefjes aan een bankier over te laten. Gereed geld wordt alleen voor kleinigheden uitgegeven. Die wijze van handelen komt met het afrekenen der kooplieden overeen. Het beginsel van overdragen van schulden en schuldvorderingen ligt tot grondslag voor het Clearinghouse, voor de girobanken en voor dergelijke instellingen, waarvan vooral Hamburg, hoewel in een anderen vorm, ruimschoots voorzien is.
Het Clearinghouse is eene bijzondere, geene openbare instelling, en het aantal zijner leden is allengs verminderd, omdat een geest van uitsluiting er de toetreding van nieuwe leden bemoeijelijkte. Van het jaar 1810 tot 1836 slonk dat aantal van 46 tot 30. De mindere noodzakelijkheid van klinkende munt bij zulk eene onderlinge afrekening blijkt uit het feit, dat de bestuurders der bank van Londen en Westminster, die men niet onder de leden wilde opnemen, berekenden, dat die weigering hen dwong, om bestendig eene som van 150 000 pond in kas te houden boven het bedrag, dat bij hunne toelating voldoende zou geweest zijn. In 1839 werd in het Clearinghouse bijna 9541/2 millioen pond met ruim 66‘/4 millioen gangbaar geld — meerendeels Engelsche banknoten — vereffend. De dagelijksche zaken bewogen zich ongeveer over 3 millioen pond, die men met omstreeks 200 000 pond verrekende. Slechts 7 procent dier ontzettende som waren voldoende voor de afrekening. Men betaalde er 66 millioen pond met banknoten, zoodat de klinkende munt er eene zeer ondergeschikte rol vervulde. In het jaar 1840 klom het bedrag der vereffende sommen nog hooger. Op dagen, gesteld voor de afrekening der staatspapieren, vereffende men er 20 tot 30 millioen met 200 000 pond. Ook te Newyork bevindt zich een Clearinghouse. Het is in 1853 gesticht , en de betaalde overschotten van schuld bedragen er slechts 51/2 procent.
Sedert Januarij 1842 bestaat te Londen ook een afrekeningshuis voor spoorwegen (Railway Clearinghouse). Het is door eene vrije vereeniging gesticht en door eene parlements-acte erkend. Bijkans alle Engelsche spoorweg-ondememingen zijn er leden van en worden er door afgevaardigden in de commissie, die er aan het hoofd staat, vertegenwoordigd. De afrekening geschiedt om de drie maanden. De zaken strekken er zich uit tot een bedrag van 3 millioen pond in het jaar. Het bedrag van meer dan 350 000 plaatsbilletten wordt er aan de regthebbende spoorweg-maatschappijen uitgekeerd.