Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aera

betekenis & definitie

Aera noemt men het grondgetal eener jaartelling, — het jaar waarmee deze laatste een aanvang neemt, terwijl dat woord tevens eene of andere tijdrekening beduidt. Men onderscheidt drie soorten van tijdrekening, namelijk eene wetenschappelijke, eene burgerlijke en eene kerkelijke.

In de boeken des Ouden en Nieuwen Verbonds vindt men slechts op enkele plaatsen sporen van eene aera of tijdrekening. In het algemeen was deze bij de oude volken weinig in gebruik. Zelfs de Romeinen waren niet gewoon, in hunne staatkundige en burgerlijke acten het jaar der stichting van Rome te vermelden, maar enkel den naam van den regerenden consul en later dien des keizers met het regeringsjaar. In de Boeken van Mozes is de tijdrekenkunde op het naauwst verbonden met de geslachtrekening. Onder hunne koningen rekenden de Israëlieten naar de regeringsjaren van dezen, en later, onder vreemde heerschappij, naar de regeringsjaren van Babylonische en Perzische vorsten enz. Slechts zelden legden zij aan hunne tijdrekening eene nationale gebeurtenis, zoo als den uittogt uit Egypte en den aanvang der Babylonische ballingschap, ten grondslag. Toen de Israëlieten Syrische onderdanen waren geworden, kwam bij hen de aera der Seleuciden in gebruik, die met de stichting van hun rijk door Seleucus Nicator (de herfstnachtevening van het jaar 312 vóór Christus) begint. Die tijdrekening bleef bij de Israëlieten, Arabieren en Syriërs nog lang na de geboorte van Christus in zwang. Toen Abrahams nakomelingen zich onder aanvoering van den Makkabaeër Simon vrij vochten, werd de aera der Chasmonaeërs ingesteld, waarvan het eerste jaar overeenkwam met het jaar 170 van de aera der Seleuciden en met het jaar 143 vóór Christus. Eene andere aera der Oudheid is die van Philippus, ook die van Alexander en die van Edessa genoemd; zij neemt een aanvang in het sterfjaar van Alexander de Groote en wel met de troonsbeklimming van diens opvolger Philippus Arrhidaeus (12 November 323 vóór Christus). Zij was vooral bij de Egyptenaren in gebruik. Voorts heeft men de aera van Actium, welke naar den slag van Actium is genoemd en een aanvang neemt met de verovering van Egypte door Octavianus (29 Augustus 30 vóór Christus).

Bij het ontstaan en de uitbreiding der Christelijke kerk volgde men niet aanstonds eene nieuwe tijdrekening. De Christenen in het Oosten hielden zich aan de aera der Seleuciden, die ook nu nog nevens de Christelijke jaartelling door de Syrische Christenen gebruikt wordt. Er bestaat eenig verschil omtrent den aanvang, daar de Nestorianen en Jacobieten het jaar met den 1sten October, en de Syrische Katholieken het met den 1sten September beginnen. In Alexandrië gebruikte men ter berekening van het Paaschfeest de Diocletiaansche aera, ook wel de Aera der martelaren genaamd, omdat daarvan het eerste jaar tevens het eerste regeringsjaar is van keizer Diocletianus, onder wiens bestuur vele Christenen den marteldood stierven. De aanvang van deze aera is op den 29sten Augustus 284. Men vindt deze met eene wijziging nog altoos in gebruik bij de Kopten en Aethiopiërs. De Christelijke Armeniërs rekenen van het jaar 551 na Christus , waarin de patriarch Mozes den tijd hunner kerkelijke feesten regelde. Bij de Christelijke volken van Europa is de Christelijke of gewone tijdrekening in gebruik, die met het geboortejaar van Jezus een aanvang neemt. In het Romeinsche rijk bleef de gewone tijdrekening bij de regeringsjaren van Consuls en Keizers nog lang bestaan, — ja, zij werd nog in 527 na Christus door eene verordening van keizer Justinianus gehandhaafd. Inmiddels deed zich onder de Christelijke volken meer en meer de behoefte aan eene Christelijke aera gevoelen, en de abt Dionysius de kleine te Rome voerde haar in (525 na Christus), bij de vaststelling van het Paaschfeest, en wel in de plaats der Diocletiaansche. Hij bepaalde het eerste jaar der Christelijke aera, of het geboortejaar van Christus, loopende van den 1sten Januarij tot den 31sten December, op 754 na de stichting van Rome en stelde het Kerstfeest op den 25sten December. Deze Christelijke tijdrekening heeft zich, vooral door het gezag van Beda, van Karel de Groote enz. meer en meer verspreid. In Spanje echter hield men nog lang de Spaansche aera, beginnende met het jaar 716, en deze komt in Portugal nog voor in 1420. De Grieksche Christenen hebben in 1700, op bevel van Peter de Groote, wel is waar de Christelijke tijdrekening aangenomen, maar tot nu toe den Juliaanschen kalender gehouden.

Met de algemeene aanneming van de Christelijke aera heeft men nog geenszins eene gelijke tijdrekening verkregen, want het begin des jaars werd op zeer verschillende tijden gesteld. De meest gewone aanvangsdagen des' jaars zijn de 25ste December, als de dag van Jezus geboorte, de 1ste Januarij als de dag zijner besnijdenis en tevens als de Romeinsche nieuwjaarsdag, de 25ste Maart als de dag van Maria-boodschap, en het Paaschfeest, ofschoon dit laatste wegens zijne veranderlijkheid daarvoor zeer weinig geschikt is. Waar het jaar op een anderen dag begon dan op den 1sten Januarij, kwam het slechts ten deele met dat van Dionysius en met ons jaar overeen. Eerst was men weinig gezind, om den 1sten Januarij, als den nieuwjaarsdag der Heidenen, ook als den aanvangsdag van het Christelijk jaar aan te nemen; het kwam echter wegens zijn zamenhang met de Juliaansche tijdrekening, die men aangenomen had, meer en meer in gebruik, het jaar met den 1sten Januarij te beginnen, totdat paus Innocentius XII het in 1691 voor goed vaststelde. Vóór dien tijd hielden de pausen in hun bullen en brieven den 25sten December voor den aanvang des jaars, en de Duitsche keizers desgelijks tot in de tweede helft der 16de eeuw. In Frankrijk telde men tot op dien tijd toe de dagen van het Paaschfeest af. In Schotland werd de 1ste Januarij 1599, en in Engeland de 1ste Januarij 1752 tot aanvangsdag van het jaar verheven. Vóór dien tijd vond men er niet alleen bij die twee volken, maar zelfs in de onderscheidene steden verschillende aanvangsdagen des jaars, die men tot een goed begrip van hunne tijdrekenkunde dient te kennen. Eene algemeen aangenomen aera verschaft intusschen een groot gemak. Het is daarom van belang, die van Dionysius te behouden, schoon de meeste deskundigen van gevoelen zijn, dat hij de geboorte van Jezus althans 4 of 5 jaar te laat heeft gesteld, daar Herodes de Groote in het jaar 750 na de stichting van Rome overleden is.

Eene andere aera, die van de Schepping der wereld, is veel ouder. Zij was vooral bij de Israëlieten in gebruik. Zij is echter niet zeer doelmatig, daar de gevoelens omtrent het aantal jaren, dat van de schepping tot aan de geboorte van Christus verloopen is, niet weinig verschillen. Van de honderd opgegevene getallen is het grootste 6984 en het kleinste 3483. Daar de nevelen, die de tijdrekenkunde van het Oude Testament omhullen, niet ligt zullen verdwijnen, verdient de Christelijke jaartelling ver de voorkeur. Deze neemt een aanvang in een behoorlijk toegelicht historisch tijdperk, en men kan van hier, met het oog op de geschiedenis van de volkeren der Oudheid, gemakkelijk achterwaarts rekenen. Het geboortejaar van Christus is volgens Julius Africanus, het 5500ste, volgens Eusebius, Beda en het-Roomsche Martyrologium het 5199ste, volgens Scaliger en Calvisius het 3950ste, volgens Kepler en Petavius het 3984ste, en volgens Usher het 4004de na de schepping der wereld. Twee verschillende tijdrekeningen na de schepping zijn ook nu nog bij Christelijke volken in gebruik. De eene is afkomstig van den Egyptischen monnik en tijdrekenkundige Arianus; zjj stelt de komst van Christus 8 jaren later dan de aera van Dionysius. Aan deze houden zich de Aethiopische Christenen. De andere is de Byzantijnsche of Constantinopolitaansche wereld-aera. Deze stelt het begin des jaars op den lsten September en haar 5509de jaar is het eerste onzer Christelijke jaartelling, die daarenboven 4 maanden later begint. Die tijdrekening is in gebruik bij de Byzantijnsche geschiedschrijvers en bij de belijders der Grieksche godsdienst, met uitzondering van de Russen.

Dikwijls wordt ook de Romeinsche indictie opgegeven. Men vindt haar vermeld sedert het midden der 4de eeuw na Christus. Zij is een tjjdperk van 15 jaren, gedurende welke bepaalde belastingen op denzelfden voet werden ingevorderd. Zoo ze vóór den aanvang der gewone Christelijke jaartelling bestaan had, zou die met het derde jaar van zulk een tijdkring zamenvallen. Men verkrijgt dus het jaar der indictie voor een jaarcijfer na Christus geboorte, wanneer men bij dat jaarcijfer 3 optelt en de som door 15 deelt. De rest is dan de indictie, en geen rest beteekent het 15de jaar der indictie. De Romeinsche indictie vinden wij als tijdrekening ook nog in de middeleeuwen, schoon haar aanvang, de 1ste September, ook wel eens op den 24sten September, den 25sten December, den 1sten Januarij en den 25sten Maart wordt gesteld.

Daar er omtrent het aantal jaren, sedert de schepping der wereld verloopen, een groot verschil van gevoelen bestaat, kwam Joseph Scaliger op het denkbeeld, om door vermenigvuldiging van de cyclische getallen 28,19 en 15 een tijdperk van 7980 jaren te vormen, die hij Juliaansche periode noemde, Het jaar 4714 dezer periode is het 1ste onzer Christelijke jaartelling en het 754ste na de stichting van Rome. Daardoor werd in zijn tijd regelmatigheid gebragt in de tijdrekening.

Eene andere aera is die der Mohammedanen, welke een aanvang neemt met de hedsjra of vlugt van Mohammed van Mekka naar Medina op den 16den Julij 622 na Christus. Zij is bij de Turken, Arabieren en Perzen in gebruik en wordt niet naar zonnejaren, maar naar maanjaren berekend, van welke 33 met 32 zonnejaren gelijk staan.

De nieuwste aera is die der Fransche omwenteling, welke den 6den October 1793 werd ingevoerd. Men stelde den aanvang vast op den 22sten September 1792 (des voormiddags te 9 uur 1811/2 minuut), juist met de herfstnachtevening en op den dag van de afkondiging der Republiek. Het nieuwe Fransche jaar werd verdeeld in 12 maanden, elk van 30 dagen, en hieraan werden 5 en in schrikkeljaren 6 dagen toegevoegd. Elke maand telde 3 decadeu of tijdperken van 10 dagen. De namen der maanden waren aan de gewone gesteldheid van het weder of van de natuur ontleend. De herfstmaanden noemde men vendémiaire, brumaire en frimaire, de wintermaanden nivose, pluviose en ventose, de lentemaanden germinal, floréal en prairial, en de zomermaanden messidor, thermidor en fructidor. Ook de afzonderlijke dagen in elke decade hadden hunne namen. Deze aera bleef slechts 12 jaren in gebruik. Zij werd den 9den September 1805 afgeschaft. Dat haar beknopt bestek een grooten rijkdom van merkwaardige gebeurtenissen bevat, behoeven wij naauwelijks te vermelden.

Eene andere aera is die der Olympiaden of vierjarige tijdperken, ingevoerd door den Siciliaan Timaeus, een aanvang nemende den 23sten Julij 777 vóór Christus en bjj Grieksche schrijvers in gebruik. Men zie onder het woord olympiade. Voorts heeft men die, welke met de stichting van Rome, den 21sten April 754 vóór Christus, een aanvang neemt. Zij wordt genoemd naar haren vermoedelijken insteller Terentius Varro, terwijl de minder gebruikelijke van M. Porcius Cato een jaar later aanvangt. Belangrijk voor den geschiedkundige is de aera van Nabonassar, die door Ptolemaeus, Theon en anderen werd gebruikt. Zij begint met het eerste regeringsjaar van koning Nabonassar, in het jaar 747 vóór Christus, en stelt ons in staat om uit de berigten van Ptolemaeus den tijd van vele merkwaardige gebeurtenissen te berekenen.

De Juliaansche aera begint met de invoering van den Juliaanschen Kalender, in het jaar 46 vóór Christus, en de Antiochenische met de vrijverklaring der stad Antiochia of met het eerste jaar van het dictatorschap van Julius Caesar (49—48 vóór Christus). Deze laatste komt bij de Kerkvaders dikwijls voor. Zie verder onder het woord chronologie.

< >