Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sporen

betekenis & definitie

Sporen (Sporae) of kiemkorrels dienen bij de bedekt-bloeijende planten ter instandhouding der soort, evenals de zaden bij de openbaar bloeijende. Zij zijn echter niets anders dan cellen, somtijds eenvoudig en somtijds ook door een scheiwand verdeeld, en bevatten geenerlei organen eener toekomstige plant, zooals wij bij het embryo in het zaad opmerken. In den regel zijn zij microscopisch klein, maar tot groote massa’s vereenigd. Haar ontstaan en hare gesteldheid is in de afzonderlijke klassen, orden en familiën der bedekt-bloeijende planten verschillend.

Van de onderscheidene soorten van sporen zijn de zwerm-sporen of zoösporen, die zich door middel van haartjes vrij in het water bewegen, niet de minst merkwaardige. De sporen vertoonen zich in de gedaante van uiterst kleine blaasjes, met een korreligen of vloeibaren inhoud gevuld. Gedurende de ontkieming komt daaruit het jonge plantje óf onmiddellijk te voorschijn óf er ontstaat door celdeeling (insnoering) uit de sporen een ander orgaan, voorkiem (prothallium) geheeten, waaruit de nieuwe plant zich ontwikkelt. Bij de laagste cryptogamen, bijv. bij Protococcus, zijn loof en sporen één, omdat de geheele plant uit slechts eene enkele cel bestaat. Men kan voorts bij de vorming van sporen twee hoofdtypen onderscheiden, namelijk een ontstaan binnen het loof, zooals bij de lagere wieren en zwammen, en eene wording in kiemhuisjes (sporangia), zooals bij de meeste zeewieren, het meerendeel der zwammen en alle bladvormende cryptogamen, Zwermsporen, in antheridia besloten, vindt men bij varens, paardestaartigen en mossen. Sommige kruidkundigen hebben het geheele plantenrijk in de twee afdeelingen der sporendragende en zaaddragende gewassen gesplitst.