aanvang
aanvang - Zelfstandignaamwoord 1. begin ♢ De aanvang van het concert is om 20.00 uur. aanvang - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvangen ♢... dat ik aanvang Woordherkomst Naamwoord van...
Wiktionary (2019)
aanvang - Zelfstandignaamwoord 1. begin ♢ De aanvang van het concert is om 20.00 uur. aanvang - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvangen ♢... dat ik aanvang Woordherkomst Naamwoord van...
Muiswerk Educatief (2017)
aanvang - zelfstandig naamwoord uitspraak: aan-vang 1. wat het eerst gebeurt, wat je het eerst doet ♢ bij de aanvang van de wedstrijd was hij nog fit Zelfstandig naamwoord: aan-vang de aanvang Synoniemen...
Gedigitaliseerd Ensie (2015)
aanvang. Met dit woord verzoekt de inspicient* vlak voor het begin van de voorstelling de spelers naar het toneel te komen.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (geen mv.), (deftiger dan) begin: inde(n> aanvang; — een aanvang maken, beginnen te doen; een aanvang nemen, beginnen te geschieden.
M. J. Koenen's (1937)
m. (begin, minder gewoon): in de dezer eeuw, van de - af, een - nemen, beginnen; reeds bij de -; een - maken met, beginnen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: