Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aeoliërs

betekenis & definitie

(De) Aeoliërs vormen een der hoofdstammen van het Grieksche volk; zij waren uit Thessalië afkomstig en beschouwden zich als afstammelingen van Aeolus. De nakomelingen van Athamas heerschten in Halos en elders, die van Cretheus in Iolcus, en andere Aeoliden, elders.

De bewoners van Pleuron en Calydon noemden zich afstammelingen van den jongeren Aeolus, van wien wij later spreken, en ook de Boeotiërs worden door velen tot de Aeoliërs gerekend. Later verspreidden zich de Aeoliërs ook over andere gewesten van Griekenland, vooral over Acarnanië, Aetolië, Phocis en Locris, over de landengte heen in den Peloponnesus en op onderscheidene westelijk gelegene eilanden. Meestal verdwenen zij hier onder de Doriërs. Alleen in die landen, welke weinig gemeenschap met de Doriërs onderhielden, zoo als Arcadië en Elis, als ook in Boeotië, bleef het oorspronkelijk verschil van taal en zeden bestaan. De naam, die in hun vaderland nagenoeg verloren ging, bloeide bij voortduring aan de overzijde der zee, aan de kust van Klein-Azië en op onderscheidene noordelijke eilanden der Aegesche zee. Door herhaalde volksverhuizingen onder Archelaus, Gras, Clenas en Malaus werden de welige kusten, tusschen de Caïcus en Hermus en de eilanden Lesbos en Tenedos gelegen (1069 tot 1009 vóór Christus) met Achaeërs uit den Peloponnesus bevolkt, die met een groot aantal Aeoliërs uit Boeotië en Thessalië waren vermengd, en hier openbaarden zich de Aeolisch-Boeotische zeden zoo sterk, dat men Aeolis niet langer in Thessalië, maar dáár ter plaatse moest zoeken. Op een vierkant gebied met eene zijde van 7 geographische mijlen verhieven zich 30 Aeolische steden, van welke Cyme (Cumae), Larissa, Neontichus, Cilla, Notiurn, Aegirussa, Pitane, Aegae, Myrina, Grynia en Temnos de elf voornaamsten waren. Zij hadden onderling een verdedigings-verbond gesloten, waartoe het magtige Smyrna als de 12de stad behoorde, die later trouweloos tot het Ionisch verbond overliep. De afzonderlijke steden werden eerst door koningen geregeerd en vormden later aristocratische republieken. Tot aan den tijd van Croesus waren de Aeoliërs onafhankelijk; eerst moesten zij zich aan dezen of aan het opperbewind van Lydië, later aan dat van Perzië onderwerpen. De groote strijd der Hellenen tegen Darius en zijne opvolgers hergaf aan de Aeoliërs hun zelfstandig bestaan, maar de vrede van Antalcidas (387 vóór Christus) bragt hen op nieuw onder de Perzische heerschappij. Na den dood van Alexander de Groote moesten zij het juk der Syriërs dragen. De Romeinen schonken hun na de vernietiging der Syrische magt eene schijnbare onafhankelijkheid, maar weldra werden zij, omdat zij de zijde van Mithridates hadden gekozen, door Sulla bij het Romeinsche wingewest Azië gevoegd.

Omtrent de Aeolische eilanden raadplege men voorts het artikel Liparische eilanden. De Aeolische zee is dat gedeelte der Egesche zee, hetwelk Aeolis bespoelt. Men noemt haar thans de Golf van Smyrna.

Het Aeolisch dialect, dat men als een tak van het Dorisch moet beschouwen, bleef op den laagsten trap van ontwikkeling hij de Arcadiërs, Eleërs en Eretriërs arm en onwelluidend, terwijl het zich bij de Boeotiërs in den vorm van een volkomen provincialismus met ruwe klanken en vormen en een middelmatig aantal woorden tot een hoogeren trap verhief en op Lesbos zelfs gedurende eenigen tijd tot eene dichterlijke schrijftaal veredeld werd, die intusschen hare onstuimige weelderigheid en hare armoede aan denkbeelden geenszins verloochent. Evenals de taal, zoo geeft ook het overige, dat wij van de Aeoliërs weten, getuigenis van eene zeer middelmatige beschaving. Hun karakter was wuft en wispelturig. Alle aardsche goederen werden hun door een vruchtbaren bodem en eene nijvere bevolking in overvloed geleverd. Het staatsbestuur was echter in handen van weinige geslachten, en daarnaast stonden weldra lijfeigenen, plebejers, die geenerlei regten bezaten. De grond was in handen van eene soort van adel, die zijne heerschappij handhaafde en zich voor ’t overige aan de bedwelming der vermaken overgaf. Zelfs de nabijheid der zee verlokte hen niet tot moedige togten en handelsondernemingen, en de inwoners van Cyme werden door de overige Hellenen bespot, omdat zij geen gebruik wisten te maken van hunne prachtige haven. Het zingenot werd er in allerlei vormen op de schandelijkste wijze gehuldigd. De Aeoliërs waren in het algemeen berucht wegens hunne domheid en wegens hunne onverschilligheid voor de hoogste belangen des levens. Het is dus geen wonder, dat de Aeolische letterkunde niet veel merkwaardigs oplevert. Het gunstigst onderscheiden zich de inwoners van Lesbos. Hier tokkelden Sappho, Alcaeus en de zelden genoemde Erinna de gouden snaren der Grieksche lier. Zelfs zijn door de beide eerstgenoemden nieuwe versmaten ingevoerd en naar hen genoemd, zooals wij zien zullen in de artikels, die hunne namen dragen.

< >