Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aenesidemus

betekenis & definitie

Aenesidemus was een sceptisch wijsgeer, geboren te Gnossus op het eiland Creta en een leerling van den Alexandrijnschen scepticus Heraclides. Hij leefde in de laatste halve eeuw vóór den aanvang onzer jaartelling. Hij poogde te bewijzen, dat het uit den aard der zaak eene onmogelijkheid is, iets met zekerheid te weten. Van de bijzonderheden zijner bewijsvoering is ons weinig bekend, — niet anders dan de voorstelling van het onbepaalde en strijdige der gewaarwordingen onderling en van zijn twijfel aan de kennis van den wezenlijken toestand der dingen.

De 10 gronden van twijfeling, beroemd in de geschiedenis van het scepticismus, worden aan hem toegeschreven. Heeft hij ze niet gevonden, toch heeft hij ze voorzeker uitgebreid en ordelijk gerangschikt. Ze zijn in korte trekken de volgende: 1. Verschillende dieren ontvangen van hetzelfde voorwerp verschillende indrukken, van welke die der menschen wederom onderscheiden zijn;

het is dus onzeker, welke indruk met de zaak zelve overeenstemt. — 2. Ook de menschen ontvangen, naar gelang van hunne verschillende ligchaams- en zielsgesteldheid zeer verschillende indrukken van hetzelfde voorwerp. — 3. De waarnemingen der zintuigen van den mensch, bij voorbeeld die van het oog en van het gevoel, wijken van elkander af. — 4. Toevallige omstandigheden, zoo als ziekte, honger, gemoedsaandoeningen en andere omstandigheden van persoonlijken aard, hebben invloed op de gewaarwordingen en voorstellingen van den mensch. — 5. Hetzelfde kan men verzekeren van de gesteldheid der dingen in de ruimte, daar een voorwerp zich anders voordoet van nabij dan van verre. — 6. Al onze gewaarwordingen en waarnemingen zijn vermengd met vreemde bestanddeelen, niet afkomstig van het wezen der waargenomene dingen, maar van den eigenaardigen toestand van hem, die ze zich voorstelt of van den invloed van andere dingen. — 7. De gewaarwordingen ondergaan door de hoeveelheid en de gesteldheid der dingen en door de verhouding hunner bestanddeelen allerlei wijzigingen. — 8. Wij stellen ons alles voor op eene betrekkelijke wijze, in verband met de dingen zelve of met ons eigen karakter, zoodat de voorstelling afhankelijk is van den persoon des waarnemers. — 9. Het zeldzame treft ons anders en wordt anders door ons beoordeeld dan het dagelijksche. — 10. Onder de menschen heerscht, met betrekking tot hunne opvoeding, zeden en gewoonten, een groot verschil, en daarnaar regelen zich hunne gewaarwordingen, die dus evenzeer moeten verschillen.

Ofschoon er onder deze stellingen zijn, die tamelijk op ’t zelfde neêrkomen, is het onloochenbaar, dat met Aenesidemus een nieuw tijdperk voor de sceptische wijsbegeerte een aanvang neemt, daar hij zelf en zijne talrijke leerlingen en aanhangers die denkbeelden met ijver hebben uitgewerkt en verspreid. Een zijner voornaamste volgelingen is Sextus Empiricus, die, gelijk ook Diogenes Laertius, ons belangrijke berigten mededeelt omtrent dien wijsgeer. De geschriften van Aenesidemus zijn alle verloren gegaan.

< >