Aeneas de zoon van Anchises en van Aphrodite (Venus) en nabestaande van den Trojaanschen koning Priamus, wien hij met zijne Dardaniërs uit het Ida-gebergte ter hulp snelde, werd gehuldigd als een halve god. Hij onderscheidt zich door wijsheid en kracht. Als een leeuw zijn kroost, zoo beschermt hij zijn gevallen vriend Pandareus,en Idomeneus, de dappere Cretenser, siddert voor hem. Door Diomedes met een zwaren steen aan de heup getroffen, zinkt hij ter aarde.
Vruchteloos zoekt Aphrodite hem te beveiligen — ook zij wordt gewond. Maar Apollo draagt den gevallen held uit het strijdgewoel naar zijn tempel op Pergamus en zorgt zelf voor zijne genezing. Poseidon (Neptunus) ontrukt hem aan het gevaarlijk tweegevecht met Achilles, want de vrome held is de lieveling der goden, en zijn geslacht is bestemd om na den ondergang van het huis van Priamus over Troje te heerschen. Ziedaar wat Homerus van hem mededeelt. — Latere schrijvers, en onder deze vooral Virgilius in zijne “Aeneis”, vermelden zijne verdere lotgevallen. Bij den val van Troje redt hij de beelden zijner huisgoden, stelt dezen zijnen vader Anchises ter hand, laadt den hulpeloozen grijsaard op zijne krachtige schouders, neemt zijne vrouw Creusa en zijn zoontje Ascanius bij de hand en verlaat de brandende stad. Te midden van het gedrang verliest hij Creusa en deze komt om het leven. In het gebergte verzamelt hij de vlugtelingen, bemant met hen 20 schepen en zeilt eerst van Antandros naar Thracië, waar hij Aenus en Aenea stichtte, en vervolgens naar Delos en Creta. Hier wil hij zich vestigen, maar de pest verjaagt hem, en zijn lot voert hem verder. Bij Actium doet hij spelen vieren ter eere van Apollo, en in Epirus ontmoet hij Helenus, uit het huis van Priamus, en verneemt van dien zijne toekomstige lotgevallen. Hij neemt de waarschuwingen van Helenus in acht, zoodat hij Scylla en Charybdis vermijdt en op Sicilië bij kaap Drepanum aan wal stapt. Hier sterft zijn vader. Aeolus slingert hem, op bevel der vijandige Here (Juno), met zijne vloot naar Carthago, waar hij gastvrij ontvangen wordt door koningin Dido, wier liefde hij verwerft. Maar Zeus (Jupiter) gebiedt hem, heimelijk de vlugt te nemen, en de misleide Dido werpt zich in de vlammen van den brandstapel. Aeneas begeeft zich vervolgens naar Acestes, een Trojaan van afkomst, desgelijks op Sicilië gebiedend, en doet er lijkplegtigheden vieren ter eere van de schim zijns vaders. De Trojaansche vrouwen, het omzwerven moede, steken zijne vloot in brand. Vier schepen worden eene prooi der vlammen, en Zeus redt de overigen door eene regenbui. Nu laat Aeneas de vrouwen en grijsaards in het door hem gestichte Acesta achter en wendt den steven naar Italië. Bij Cumae brengt hem de Sibylle door den ingang van den Avernus in de onderwereld. Bij Cajeta, waar hij zijne min ter aarde bestelt en vervolgens voorbij het verblijf van Circe zeilt, bereikt hij den mond van de Tiber en landt er aan den oostelijken oever. Koning Latinus biedt hem zijne dochter Lavinia ten huwelijk, maar hiertegen verzet zich hare moeder Amata, die door Juno wordt opgeruid, en zij spoort Turnus, den koning der Rutulers aan, om de vreemdelingen te bestrijden. Aeneas vindt eene toevlugt bij Evander op den Palatijnschen heuvel, en voorzien van voortreffelijke wapenen, door Vulcanus op verzoek van Venus voor hem gesmeed, verslaat hij bij de muren van Lavinium, bij de rivier Numicus, zoowel Turnus als den Etrusker Mezentius. Volgens Ovidius verdween Aeneas in dezen veldslag, en men wist niet, of hij gesneuveld of in de rivier verdronken was. Hij werd echter in de rij der goden geplaatst en in een tempel aan laatstgenoemde rivier als Jupiter indiges (de vaderlandsche god) gehuldigd. Ook te Aenea in Thracië en aan den mond der Axius werd hij vereerd.
Aeneas Sylvius, de zoon van den voorgaande en van Lavinia, werd de stamvader der koningen van Alba Longa, en Ascanius, de zoon van Aeneas en Creusa, de stichter van Alba Longa. Aeneas Sylvius was derhalve de stamvader van den eersten Romeinschen koning, en Ascanius die van het geslacht Julius en dus die van den eersten Romeinschen keizer. De geschiedkundige grond van deze sage is de volksverhuizing der Teucriërs naar het westen — naar Sicilië en Italië. Welligt was de oude Aeneas de riviergod Aenios, door het bergachtig Aenea stroomend en dus de zoon van Anchises, den uitstortende, en van Aphrodite, de godin van het vochtig element, in het mild besproeide Ida-gebergte geboren, en zelf de vader van Ascanius, alzoo genoemd naar het Ascaansche meer. Ook behoorden sommigen zijner medgezellen tot de riviergoden, zoo als Achates, Caïcus en Orontes.
Aeneas de Krijgskundige is vermoedelijk dezelfde als Aeneas Stymphalius, de veldheer der Arcadiërs, die in den slag bij Mantinea (361 vóór Christus) streed. Hij heeft een werk over het oorlogvoeren geschreven, waarvan slechts één boek, dat over de belegegeringskunst handelt, is bewaard gebleven.
Aeneas van Gaza was een neo-platonisch wijsgeer, die in de 5de eeuw leefde en de leer van Christus in overeenstemming zocht te brengen met de wijsbegeerte van Plato.
Over paus Aeneas Sylvius Bartholomaeus Piccolomini zullen wij spreken in het artikel Pius II.