Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Ada

betekenis & definitie

Dezen naam droeg de dochter van prins Hendrik, den eenigen zoon van David, koning van Schotland. Zij huwde in 1162 met Floris III, graaf van Holland, en werd afgehaald met eene aanzienlijke vloot, die aan den mond der Maas landde. Men vindt weinig meer van haar opgeteekend, dan dat zij in 1195 tegenwoordig was bij de verzoening van hare twee zonen Willem en Dirk en dat zij te Middelburg begraven werd.

Meer weten wij van Ada, door velen erkend als gravin van Holland en Zeeland, eene dochter van Dirk VII, al is ook het laatste gedeelte van hare levensgeschiedenis eenigzins in nevelen gehuld. Toen haar vader in 1203 te Dordrecht overleed, en hare moeder, Aleid van Kleef, met reden duchtte, dat het graafschap Holland en Zeeland, als een mansleen, aan des overledenen broeder, Willem, graaf van Westfriesland, zou worden toegewezen, met wien haar echtgenoot zich bij zijn leven verzoend had, — vooral daar ook Zeeuwsche en Hollandsche edelen het belang van graaf Willem behartigden —, besloot zij, Ada nog voor de begrafenis van Dirk aan zekeren Lodewijk van Loon, een zoon van Gerard graaf van Loon en van Maria, spruit van Hendrik III, graaf van Gelderland, ten huwelijk te geven, ten einde hare dochter in het bezit der grafelijke waardigheid te handhaven en in Lodewijk van Loon een inschikkelijken schoonzoon te vinden, die zich naar hare eerzuchtige wenschen zou voegen. Vele edelen waren getuigen van dat huwelijk en aanhangers der jeugdige Gravin. Maar nog grooter was het aantal voorstanders van haren oom, van graaf Willem. Deze vernam den dood van zijn broeder en vroeg te vergeefs, aan de Zijpe landende, vrijgeleide om de begrafenis bij te wonen. Het lijk werd te Egmond bijgezet, en toen Lodewijk van Loon en Ada bij eene maandelijksche lijkdienst bijna waren gevangen genomen — een aanslag, nog even bij tijds door Walter de Raven ontdekt, — vlood Ada eerst met haren man naar Utrecht en vervolgens alleen naar den Burg te Leiden. Deze werd aanstonds door de Kenne-mers onder het bevel van Wouter van Egmond en Allert Banjaart belegerd en in weerwil van de Rijnlanders, die tot ontzet naderden, door gebrek aan mondvoorraad tot overgave gedwongen. Ada viel in handen van haren bloedverwant Willem van Teylingen en werd met den meesten eerbied behandeld, maar toen haar oom als graaf van Holland en Zeeland het bewind aanvaardde, moest zij op het eiland Texel hare dagen doorbrengen. Vermoedelijk is zij hier op twintigjarigen leeftijd gestorven. Volgens sommigen zou zij een geruimen tijd in Engeland vertoefd hebben en vervolgens naar Texel en eindelijk naar de goederen van haren man, in Luik gelegen, teruggekeerd zijn. wij houden dit voor eene dwaling, door naamsverwarring ontstaan, omdat Lodewijk van Loon in 1206 hertrouwd is met Aleid van Brabant, die na zijn overleden een huwelijk heeft aangegaan met den hertog van Auvergne.

De treurige lotgevallen dier jeugdige Gravin, het slagtoffer der heerschzucht van hare moeder en van haren oom en bij de lijkbaar van haren vader met den bruidskrans getooid, vormen eene belangrijke stof, die onze Vaderlandsche dichters geenszins hebben versmaad.

Eindelijk vermelden wij hier Ada, de dochter van graaf Willem I van Holland en de achtste abdis van Rijnsburg. zij overleed omstreeks het jaar 1257.

< >