Acrisius een zoon van Alas en Ocalia, was de vierde koning in Argos uit het geslacht der Danaïden. Hij leefde in twist met zijn tweelingbroeder Prœtus, en het orakel verkondigde, dat hij door een zoon zijner dochter Danaë zou worden gedood. Te vergeefs deed hij deze in een toren opsluiten en gestreng bewaken, want Zeus, zoo als de sage vermeldt, viel in de gedaante van een gouden regen in haren schoot.
Toen ze vervolgens aan een zoon het leven schonk, deed Acrisius moeder en kind in een houten bak in zee brengen. Zij werden door Dictys, een broeder van koning Polydectes, gered. Toen dat kind, Perseus genaamd, als jongeling met zijne moeder naar Argos terugkeerde, nam Acrisius de vlugt. Zijn kleinzoon achterhaalde hem te Larissa in Pelasgiotis, waar ter eere des Konings spelen werden gehouden. Perseus nam hieraan deel, en de door hem geslingerde discus of werpschijf trof, buiten zijne bedoeling, zijn Grootvader zoo hevig aan het hoofd, dat daardoor de uitspraak van het orakel vervuld werd.
