Abbas-panja is een zoon van Joessoef-Bei en onderkoning van Egypte, werd in 1813 te Dsjidda in Hedsjas geboren. Hij ontving een grondig onderwijs in de Turksche, Perzische en Arabische talen en in de wis- en krijgskunde. Reeds op 15jarigen leeftijd bekleedde hij den post van provincialen inspecteur.
Hij nam dien 3 jaren waar en werd onderwijl, gedurende eene expeditie tegen Syrië, met het bevel over eene afdeeling cavallerie bekleed. Later werd hij gouverneur van het district Gharbia, vervolgens inspecteur van al de provinciën, en daarna minister en voorzitter van den raad van Cairo. Hij nam deze betrekking gedurende 8 jaren waar en werd na den dood van zijn oom, Ibrahim-pasja, als diens wettige troonopvolger erkend en eerlang te Konstantinopel met de waardigheid van onderkoning van Egypte beleend. Bij zijn terugkeer (1848) Volgde hij eene geheel andere rigting dan zijn voorganger. Hij moedigde den landbouw aan en bevrijdde den handel van zijne belemmeringen en het volk van een drukkend hoofdgeld. Hierdoor werden voortbrenging en ondernemingsgeest niet weinig bevorderd, zoo dat hem het verlies, door afschaffing van het hoofdgeld geleden, weldra langs betere wegen werd vergoed. Men vond hem den I3den Julij 1854 op een ochtend in een salon van zijn paleis onbewegelijk op een divan — hij was dood.
