Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Raad

betekenis & definitie

Raad is in ons Vaderland de algemeene naam van verschillende besturende of regtsprekende collgiën. Daartoe behooren:

De Raad van State. Hij bestaat uit 14 leden en een vice-president, terwijl de Koning regtens president is. De prins van Oranje heeft er na zijn 18de jaar zitting en eene raadgevende stem, en aan andere prinsen uit het Koninklijk Huis kan door den Koning hetzelfde regt worden toegestaan. Buitendien kunnen er 15 staatsraden in buitengewone dienst benoemd worden, die, behalve reisen verblijfkosten, geene bezoldiging ontvangen. De gewone en buitengewone leden moeten Nederlanders en 35 jaar oud zijn; zij worden door den Koning benoemd en ontslagen en moeten in de residentie hun verblijf houden. Als ambtenaren heeft men daarbij één secretaris, eenige referendarissen en commiezen. Bij dit ligchaam brengt de Koning alle voorstellen in overweging, door hem aan de Staten-Generaal te doen of door deze aan hem gedaan, — voorts alle algemeene maatregelen van inwendig bestuur voor den Staat en zijne koloniën. Aan het hoofd der uitgevaardigde wetten of besluiten moet dan ook vermeld staan, dat de Raad van State gehoord is.

Hij moet voorts door den Koning worden gehoord over vernietiging van besluiten der provinciale of der gedeputeerde Staten en van plaatselijke verordeningen. Hij kan in het algemeen door den Koning over alle zaken worden geraadpleegd, en ook voorstellen doen aan den Koning. Tot regeling der werkzaamheden is hij in afdeelingen gesplitst, overeenkomende met de ministériéle departementen. Eene vaste afdeeling van 5 leden, onder welke zich steeds de ondervoorzitter bevindt, is belast met het onderzoek der geschillen van bestuur. Belanghebbende particulieren kunnen er in eene openlijke vergadering hunne zaken toelichten, en daarvan geeft de afdeeling eene beslissing. De Koning is aan het advies van den Raad van State niet gebonden. Dit ligchaam echter kan, in overleg met de ministers, na een naauwkeurig onderzoek besluiten, dat de Koning niet in staat is de regéring waar te nemen, zoodat het de benoeming van een regent kan uitlokken.

De Hooge Raad is de naam van ons hoogste regtscollegie, door de grondwet „het opperste geregtshof voor het geheele rijk” genoemd. Hij heeft het toezigt op den geregelden loop en de afdoening van alle regtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten bij alle regterlijke collegiën, zoodat hij alle handelingen, vonnissen en beschikkingen dier collégien kan vernietigen en buiten werking stellen. De Hooge Raad heeft dus regtsmagt over alle geschillen van jurisdictie tusschen arrondissementsregtbanken of kantongeregten, die niet behooren tot het regtsgebied van hetzelfde geregtshof, — tusschen geregtshoven onderling, — tusschen een geregtshof en een regtbank of kantongeregt, — en tusschen eenig regterlijk collegie, bij de wet op de regterlijke organisatie ingesteld, en een collegie, door bijzondere wetten met regtsmagt bekleed. Voor den Hoogen Raad komt de eisch tot cassatie van vonnissen of arresten, die niet meer aan hooger beroep zijn onderworpen. Voorts oordeelt de Hooge Raad in eersten aanleg over alle persoonlijke regtsvorderingen, waarin de Koning, de leden van het Koninklijk Huis of de Staat als gedaagden worden aangesproken, — over alle geschillen in zaken van prijzen en buit, die te water worden achterhaald en opgebragt, — in strafzaken in eersten aanleg over alle ambtsmisdrijven, begaan door de leden der Staten-Generaal, de ministers, de gouverneursgeneraal in de koloniën, de leden van den Raad van State en de commissarissen des Konings in de provinciën, — en over zeerooverij enz. De vonnissen, door den Hoogen Raad in eersten aanleg gewezen, zijn aan revisie onderworpen. De Hooge Raad bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter, 12 tot 14 raadsheeren, een procureur generaal, 3 advocaten-generaal, een griffier en 2 substituut-griffiers. De raadsheeren worden benoemd door den Koning uit eene voordragt van 5 personen, in te leveren door de Tweede Kamer, en de Koning kiest uit de raadsheeren den voorzitter.

De Hooge Raad van Adel. Dit collegie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 24 Junij 1814, heeft de lijsten van de adellijke geslachten in het Koningrijk der Nederlanden vastgesteld. Bij Koninklijk besluit van 17 September 1852 is de werkzaamheid van dit collegie beperkt tot het geven van adviezen in zaken, die den adel betreffen. De overige werkzaamheden zijn gebragt tot het ministérie van Binnenlandsche Zaken, en bij besluit van 6 Julij 1859 tot het departement van Justitie.

De Gemeenteraad. Dit collegie is volgens art. 1 der wet van 29 Junij 1851 een deel van het gemeentebestuur. Het aantal leden, geregeld naar dat der inwoners, is niet kleiner dan 7 en niet grooter dan 39. Die leden worden door kiesbevoegde ingezetenen der gemeente op den derden dingsdag der maand Julij gekozen. Zij, die den halven census betalen, gevorderd tot kiesbevoegdheid voor leden der Tweede Kamer, zijn geregtigd deel te nemen aan het kiezen van leden van den Gemeenteraad. Om verkiesbaar te zijn moet men Nederlander, meerderjarig en ingezeten der gemeente wezen. De leden worden benoemd voor den tijd van 6 jaren, en telkens om de 2 jaren treedt een derde der leden af. Aan den Gemeenteraad behoort alle bevoegdheid, die niet bij de wet aan burgemeester en wethouders is opgedragen.

De Gemeenteraad dient dus de verordeningen op te maken ten behoeve van de openbare orde, zedelijkheid en gezondheid in de gemeente. Hij regelt de bezoldigingen van alle plaatselijke ambtenaren en bedienden, voor zoover die regeling niet aan Gedeputeerde Staten is opgedragen, alsmede de verdere geldelijke zaken der gemeente, de verdeeling in wijken, het aanleggen of verbeteren van gemeentewegen, waterleidingen, straten, pleinen, grachten, gebouwen, werken en instellingen, het verschuiven, afschaffen of veranderen van jaarmarkten en marktdagen enz. Hij benoemt ambtenaren van den burgerlijken stand, wethouders, den secretaris, den ontvanger en de verdere ambtenaren der gemeente. De verordeningen van den Raad bepalen zich tot de betrokkene gemeente, en ook deze verordeningen hebben geene kracht, wanneer het onderwerp reeds bij wet, Koninklijk besluit of provinciale verordening geregeld is. Is aan gemeenteverordeningen bedreiging van straf verbonden, dan moeten zij binnen twee etmalen, nadat zij door den Raad zijn vastgesteld, aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld, die alsdan aan den Koning schorsing of vernietiging daarvan kunnen voordragen. Eenmaal in de vijf jaren moet de Raad verklaren, welke verordeningen, waarbij straf bedreigd is, nog van kracht zijn. Die straf kan niet meer wezen dan eene boete van 1 tot 25 gulden en gevangenis van 1 tot 3 dagen, te zamen of afzonderlijk. De Raad vergadert jaarlijks minstens 6 maal en voorts zoo vaak burgemeester, of wel burgemeester en wethouders zulks noodig oordeelen of in gemeenten beneden 20000 zielen door 3 en in de overige door een vijfde der leden schriftelijk en met opgave van redenen vergadering gevraagd wordt.

De Raad van Indië. Van ouds bestond er een collegie van dien naam naast den gouverneur-generaal in Neêrlandsch-Indië, en het is bevestigd bij het regéringsreglement van 24 September 1854. De Raad van Indië bestaat uit 4 leden en een ondervoorzitter. De gouverneur-generaal is regtens voorzitter, en een secretaris is er aan toegevoegd. De leden worden door den Koning op aanbeveling van den gouverneur-generaal en den Raad benoemd. Zij moeten Nederlanders en 30 jaar oud zijn. Deze Raad heeft eene advisérende, geene beslissende magt. Hij moet door den gouverneur-generaal worden geraadpleegd ten aanzien van alle instructiën en reglementen, het algemeen of gewestelijk bestuur betreffende, — oorlogsverklaringen, vredes- of andere tractaten met Indische Vorsten en in het algemeen alle staatkundige betrekkingen met Indische Vorsten en volken, — de algemeene begrooting van ontvangsten en uitgaven, — de algemeene strekking der maatregelen, door het burgerlijk gezag genomen of te nemen in geval van oorlog of opstand, — buitengewone maatregelen van belangrijken aard, — en benoeming tot gewigtige ambten.

In den aanhef der door den gouverneur-generaal uitgevaardigde besluiten wordt vermeld, dat de Raad van Indië gehoord is. Overeenstemming van den gouverneur-generaal en den Raad van Indië wordt gevorderd bij de vaststelling, wijziging, uitlegging, schorsing en intrekking van alle algemeen verbindende verordeningen, — bij het uitstellen harer afkondiging, — bij het opzeggen van verblijf in Indië aan personen, aldaar niet geboren, het verwijderen van deze uit bepaalden gedeelten het aanwijzen eener woonplaats, — bij het verleenen van dispensatie, — bij het toepasselijk verklaren van wetten, die het burgerlijk regt der Europeanen regelen, op de inlandsche bevolking, — bij de verklaring van algemeen nut tot onteigening, — bij het beslissen van conflicten van attributie tusschen het administratief en regtelijjk gezag, alsook omtrent de bevoegdheid der regtbanken, — bij het ontslag van leden van het Hoog geregtshof, — en bij het maken van uitzonderingen op de bij regéringsreglement vastgestelde classificatie van bevolkingssoorten. In deze gevallen wordt bij verschil van meening de beslissing des Konings ingeroepen, terwijl de gouverneur in spoed vereischende gevallen de door hem noodig geoordeelde maatregelen nemen kan. De Raad van Indië kan voorstellen doen aan den gouverneur-generaal en inlichtingen vragen aan alle collegiën en ambtenaren aldaar. De vice-president van den Raad van Neêrlandsch-Indië treedt op als waarnemend gouverneur-generaal, wanneer deze betrekking openvalt en de opvolger niet terstond aanwezig is, alsmede wanneer de gouverneur-generaal door krankzinnigheid verhinderd wordt zijne waardigheid te bekleeden. Is de vice-president niet aanwezig, dan wordt een der raadsleden daartoe aangewezen.