Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Krijgskunde

betekenis & definitie

Krijgskunde noemt men in den ruimsten zin de wetenschap, welke het gereedmaken, onderhouden en gebruiken omvat van alle middelen, welke een Staat noodig heeft om oorlog te voeren of zich tegen een aanval te verdedigen. Men verdeelt haar in verschillende takken. Immers men kan oorlog voeren te land en ter zee, — men kan zich verdedigen in vestingen en in het open veld, — men kan aanvallender- of verdedigender wijze te werk gaan, — men kan gebruik maken van voetvolk, paardenvolk of geschut, — men heeft allerlei soorten van versterkingen, wapens enz., — men dient te weten, hoe men door geschikte zamenwerking en doelmatige beweging met de kleinste magt de grootste uitkomsten kan verkrijgen, en duizend andere dingen meer.

Het spreekt van zelf, dat de krijgskunde in den loop der eeuwen groote verandering heeft ondergaan. De strijd, aanvankelijk ordeloos, werd langzamerhand naar vaste wetten gevoerd. Er ontstonden legers van geregelde troepen. De wapens ondergingen allengs merkwaardige veranderingen, en vooral de uitvinding van het buskruid gaf aan de krijgskunde eene geheel andere gedaante. Evenzeer ondervond zij in den jongsten tijd den invloed van den aanleg van spoorwegen. Tot de krijgskunde van onze dagen behooren: de leer der legerorganisatie, de leer der wapens, de vestingbouw, de tactiek en de strategie, — en tot hare hulpwetenschappen: de terreinleer, de geodesie, de militaire geographie, alsmede de krijgsgeschiedenis, welke het verloop van vroegere veldslagen voorstelt. Het is intusschen duidelijk, dat de krijgskunde dan eerst vruchten draagt, wanneer zij in het bezit is van een militair genie, dat op het beslissend oogenblik rekening weet te houden met alle krachten, met alle bewegingen, met alle omstandigheden van het terrein, dat op het juiste tijdstip het gewigt in de schaal werpt, hetwelk aan de overwinning den doorslag geeft.