Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aardbezie

betekenis & definitie

(fragaria). Het geslacht der aardbeziën behoort tot de natuurlijke familie der roosbloemige gewassen (rosaceën). Het onderscheidt zich door een tien-spletigen kelk met slippen, die om de andere kleiner zijn, door 5 bloembladen van omgekeerd eivormige gedaante, en door talrijke vruchtbladen, spiraalsgewijs geplaatst op een bolvormigen vruchtbodem, die in een rijpen toestand opzwelt tot eene sappige en vleezige vrueht. Het bevat kruidachtige planten met een korten wortelstok en met draadvormige uitloopers of ranken, voorts 3tallige bladen en witte bloemen.

Tot de voornaamste soorten van dit geslacht behoort de gewone aardbezie (fragaria vesea), die in Midden-Europa en ook in ons Vaderland in bosch- en veenachtige streken vooral tegen de wallen van oude slooten in het wild groeit en door aankweeking veredeld wordt. Deze plant heeft bladstelen met afstaande en bloemstelen met er tegen aan gedrukte haren en een achterwaarts gebogen kelk. Eene zeldzame bijsoort van deze is de eenbladige aardbezie (f. monophylla), bij welke zich alleen het eind-blaadje ontwikkelt. Zij draagt ook den naam van fraise de Versailles. Eene meer algemeen verspreide bijsoort is de maandbloeijer (f. semperflorens, fraisier des mois). Deze is kleiner en heeft een puntig kegelvormigen vruchtbodem; zij bloeit gedurende al de zomer- en herfstmaanden. Zeldzamer is de zwarte aardbezie (fraise fres-sant), alsmede de kroon-aardbezie (f. vesca botryformis, fraise couronnee). Eene tweede soort is de framboos-aardbezie (f. collina) met zeer smakelijke vruchten, — eene derde de groote bosch-aardbezie (f. elatior), even als de beide voorgaande soorten inheemsch in ons Vaderland.

Algemeen bekend is de ananas-aardbezie (f. grandiflora), uit Suriname afkomstig, met groote, maar nog al waterachtige vruchten. Tot deze soort rekent men ook de zoogenaamde rnuskadel-aardbezie. Verder vermelden wij de Chili- of renzen-aardbezie (f. chilensis), die zich door zeegroene, dikke bladeren, groote bloemen en dikke, zachte haren onderscheidt, — en eindelijk de Virginische aardbezie, die wel wat waterachtig smaakt, maar het vroegst tot rijpheid komt.De ananas-aardbezieWij geven hierbij de afbeelding van eene nieuwe bijsoort der ananas-aardbezie op 1/4 van hare natuurlijke grootte. Zij is korten tijd geleden te Luik gekweekt. Men kan er tweemaal in een jaar van oogsten, en zij draagt den naam van herfstgenot (delices d'automne). Andere nieuwe soorten zijn: Barne's Large-white, black prince, Eleonor en Sir Harry, van welke laatste eene plant 200 vruchten kan dragen. Eindelijk telt men onder de merkwaardige soorten de Indische aardbezie (f. indica, Duchesnea fragariodes), die bijkans gedurende het geheele jaar bloemen en vruchten draagt. Wegens hare gele bloemen en roode vruchten wordt zij als eene sierplant aangekweekt. Ten slotte vermelden wij de boomachtige aardbezie, die zich van alle andere soorten onderscheidt door de lengte van haren stam, door groote, ronde en zeer geurige vruchten en door hare ongemeene vruchtbaarheid, daar zij van het voorjaar tot aan September aan een Stengel 15 tot 20 aardbezien draagt.

Bij het aanleggen van aardbezien-bedden is doorgaans meer omzigtigheid noodig dan men gewoonlijk meent. Die planten houden het meest van een gemengden grond van zand, klei en bladaarde. Daarenboven eischen zij schaduw tegen den al te verzengenden gloed der zonnestralen. Deze doet haar versehrompelen en ontneemt aan de vruchten haren heerlijken geur. Staan de planten in een al te vetten grond, dan bloeijen zij sterk, maar geven een kleinen oogst. Is hij te mager, dan dient men hem met fijngemaakte klei en teelaarde te verbeteren.

Bij het aanleggen van aardbezien-bedden, hetwelk in den na-zomer geschieden moet, kieze men zoodanigen grond, waar reeds eenige jaren allerlei groenten zij verbouwd. Deze wordt goed gemest en omgegraven. Hierin plaatse men de planten ongeveer een voet van elkaar.

Wanneer het des voorjaars, wanneer de planten beginnen te bloeijen, niet regent, moet men haar met een gieter van water voorzien. Voorts worden de bedden zuiver gehouden en de ranken of uitloopers gedurig met een scherp mes weggenomen. Zij mogen niet langer dan vier jaar op hetzelfde bed blijven.

Het vermenigvuldigen der aardbezien-planten kan geschieden door zaad, door uitloopers en door het scheuren der wortels. Om goed zaad te bekomen, oogst men de schoonste en rijpste vruchten en men zet deze op een bord op eene drooge plaats, waar zij alle vochtigheid verliezen. Deze gedroogde aardbezien bewaart men tot in het volgende voorjaar en men wrijft ze tusschen de vingers, om er de zaadkorrels uit af te scheiden. Men zaait ze in de maand April op een goed toebereid bed of in potten, die met fijne tuinaarde gevuld zijn. Men strooit er fijne mestspecie over heen en bedekt voorts den grond met mos, hetwelk men dagelijks begiet, om het zaad vochtig te houden. Verheffen zich de planten boven de oppervlakte, dan wordt het mos weggenomen. Zoodra zij sterk genoeg zijn, worden zij met twee-of drietallen bij elkaar op een bed overgebragt. Men kan ook de soort vermenigvuldigen door de uitloopers van de moeder-planten weg te nemen en tot den aanleg van nieuwe bedden te gebruiken. Het eenvoudigst en verkieslijkst echter is het scheuren der in den nazomer goed aangeaarde planten.

De vruchten, die wij met den naam van aardbezien bestempelen, zijn gewoonlijk in ons Vaderland in de eerste helft van Junij rijp, zoodat zij in de vaak reeds warme dagen van zomermaand ons de eerste verkwikking aanbieden. Zij bevatten vooral plantenslijm, suiker, plantenzuren en een aangenaam aroma. Zij zijn zeer verkoelend, en het gebruik van een glas wijn is er allezins bij aan te raden. Zij veroorzaken bij sommige menschen eene soort van netelroos. Bij onderbuiksziekten wordt de aardbezienkuur wel eens aangeraden. Men gebruikt ze dan des ochtends met suiker zonder er iets anders aan toe te voegen. De groote Linnaeus is daardoor van eene dergelijke ongesteldheid volkomen genezen. Ook de wortels en bladeren werden voorheen onder de geneeskrachtige zelfstandigheden geteld.

In onze dagen worden de aardbezien, als verfrissehende vruchten, gewoonlijk in daartoe bestemde, van boven schuitvormig uitgeholde broodjes met suiker genuttigd, — ook wel met room of met wijn. Toorts worden ze geconfijt, of men vervaardigt daarvan aardbeziensap, aardbezienwijn of aardbezienijs op de gewone wijze.

Wij willen van de aardbezien niet afstappen zonder te gewagen van den aardbezien-boom (arbutus unedo) en de aardbezien-spinazie (blitum). De eerste groeit in Italië, Spanje, Griekenland, Dalmatië, vooral op Minorca en ook in Ierland in het wild en bereikt er eene hoogte van 20 tot 30 voet. Hij behoort tot de familie der heideplanten (ericaceen) en heeft een vijfdeeligen kelk, eene kroesvormige bloemkroon met vijftandigen zoom, gladde, bruinroode takken en langwerpige, gezaagde, glinsterende bladen, die hij ook des winters behoudt. Hij bloeit in Februarij en in den herfst met overhangende bloemtrossen en draagt twee- of driemaal 's jaars wratachtige roode bessen, die flaauw-zoet van smaak zijn en in Zuid-Europa en in het Oosten gegeten worden. In Spanje dienen zij tevens tot bereiding van suiker en van eene fijne liqueur.De aardbeziënboomOok heeft men hem als sierboom aangekweekt, waardoor hij met dubbele bloemen en met andere bladvormen is voorzien. Bijgaande afbeelding vertoont in a een tak van den aardbezienboom op de helft der natuurlijke grootte, in b een tak met vruchten in natuurlijke grootte, in c een helmknopje van voren, in d een dergelijk helmknopje van ter zijde, beiden viermaal vergroot, in e de doorsnede van eene onrijpe vrucht, iets vergroot, en in f de doorsnede van een zaadje, driemaal vergroot.Gemene aardbeziën-spinazieDe aardbeziën-spinazie draagt bij ons gewoonlijk den naam van de bes-melde. Zij behoort tot de familie der ganzevoet-achtigen (chenapodiaeeen), die ook onze gewone spinazie onder hare leden telt. Van die plant kent men twee soorten, namelijk de getopte (b. capitatum) en de geriste (b. virgatum). Deze laatste is de eigenlijke aardbeziën-spinazie. Hare bladen gelijken volkomen op die van spinazie en hare vruchten op aardbeziën. Beide soorten heeft men ook in ons land wel in tuinen aangekweekt, waar zij zeer ligt verwilderen. Gedurende den geheelen herfst prijken zij met fraaije roode bessen, wier smaak niet meevalt. Wij plaatsen hierbij eene afbeelding van de gewone aardbeziën-spinazie op 1/4 der natuurlijke grootte. In a ziet men de plant, in b een blad met eene vrucht, in c eene bloem met opgezwollen bloemdek, viermaal vergroot en in d eene zaadkorrel, vijfmaal vergroot. Eindelijk kent men nog eene aardbeziënstruik (epigaea repens), eene heester, die uit Noord-Amerika afkomstig is en in de maanden Julij en Augustus bloeit. Zij heeft een kruipenden, bruinen, behairden stengel, hartvormige, ruige bladen en tot airen gerangschikte bloemen, en wordt hier en daar als sierplant aangekweekt.

< >