nederlandsch letterkundige, geb. 20 Jan. 1817 te Maastricht, studeerde te Utrecht in de letteren, was daarna gouverneur bij verschillende buitenlandsche familiën, werd in 1847 leeraar in de fransche taal aan het gymnasium te Leiden, ging in 1859 als gouverneur naar Indië, en overl. op de terugreis naar Nederland, Mei 1869. Men heeft van hem: De steen der wijzen of verzoening tusschen twee strijdende partijen op kerkelyk gebied te Batavia (in ,,Tijdspiegel” 1864), Beleediging en satisfactie of ver oor deeling van den gang van zaken op het gymnasium Willem III te Batavia (Batavia 1867), Van Utrecht naar Batavia (serie van 15 brieven in de „Utrechtsche Courant”, jrg. 1863), verder een blijspel, dat den tafeldans en het dwepen met zonderlingheden hekelt (opgenomen in „Tijdstroom”, 1862), opstellen en verhandelingen in het door hem geredigeerde „Maandblad voor opvoeding en onderwijs”, uitgegeven door het Oost-Indisch onderwijzersgenootschap, en in het „Nederl.
Magazijn”, waaraan hij medewerker was.
