Synoniemen zoeken
Uitgelicht
Word nu vriend van Ensie
Synoniem van naam
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
naam
naam - woord of groep woorden waarmee een bepaalde persoon of zaak wordt aangeduid. Een persoonsnaam (zie aldaar) is de naam van een persoon, de naam van een handelsmerk noemen we de merknaam of handelsnaam. Toponiemen zijn geografische namen. Wegen en straten hebben een straatnaam of (term in de taalkunde) een hodoniem. Hydroniem is in de taalkunde het woord voor de naam van een waterloop of meer; het is synoniem met waternaam. Een bijzondere naam heet een benaming. De naam van een boek, een hoofdstuk en dergelijke heet een titel.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Naam
Een woord, waarmede men een pei’soon of voor¬werp noemt. Eene algemeen gevestigde uitdrukking waaronder iemand of iets bekend staat is de naam ervan. Benaming daarentegen heeft de bijgedachte van niet zoo vaststaande, niet zoo algemeen bekende naam. Ten opzichte van eigennamen, d. i. namen welke niet aan alle voorwerpen van dezelfde soort eigen zijn, zooals Willem, Amsterdam, de Rijn, de Henen, de Pyrenaeëen mag men alleen naam gebruiken. Ten aanzien der soortnamen, zooals plant, mensch, rivier, en der stofnamen, zooals water, wijn enz. is zoowel het gebruik van naam als van benaming geoorloofd.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
naam
naam - zelfstandig naamwoord
1. woord waarmee je zegt hoe iets of iemand heet
♢ mijn naam is Jaap de Jong
1. het mag geen naam hebben
[het betekent niets]
2. ik kan niet op zijn naam komen
[ik herinner me niet hoe hij heet]
3. met name in augustus was het koud
[vooral in augustus]
4. zij heeft de naam lui te zijn
[veel mensen vinden dat]
5. die winkel heeft een goede naam
[staat bekend als een goede winkel]
6. uit naam van de vereniging
[als vertegenwoordiger van de vereniging]
7. mijn naam is haas
[ik weet er niets van]
8. een naamloze vennootschap
[zaak waarvan de aandelen openbaar verkocht kunnen worden]
9. het beestje bij de naam noemen
[zeggen waar het op staat]
10. iets op zijn naam schrijven
[een succes behalen]
11. in zijn naam
[op zijn gezag]
12. ten name van
[op die naam geregistreerd]
13. met naam en toenaam
[met alle persoonlijke gegevens]
14. vrij op naam
[de koper betaalt geen overdrachtskosten]
15. in naam der wet
[de wet bepaalt het zo]
2. de bekendheid die iemand geniet
♢ deze minister heeft een goede naam in het buitenland
1. zijn naam eer aan doen
[zijn reputatie waarmaken]
2. te goeder naam en faam bekend zijn
[gunstig bekendstaan]
3. iemand in zijn goede naam aantasten
[belasteren]
4. een slechte naam hebben
[een slechte reputatie]
5. iemands naam door het slijk halen
[zijn reputatie aantasten]
6. het aan zijn naam verplicht zijn
[voor het behoud van zijn goede naam]
Zelfstandig naamwoord: naam
de naam
de namen
het naampje
Synoniemen
benaming, name