eigenlijk naam van een volk (zie Moabieten), wordt in den Bijbel ook gebezigd ter aanduiding van het door dat volk bewoonde land ten oosten der Doode zee. Ten z. is het begrensd door het gebied van Edom, ten n. door het gebergte Gilead en ten o. door de arabische woestijn.
De diepe bedding van den Arnon (thans Wadi el-Modsjib) deelt het land in twee helften, waarvan de noordelijke de hoogvlakte (Mischor) genoemd werd, het vruchtbaarste deel van het land, waarom tusschen de Amorieten, Moabieten en Israëlieten heftig gestreden is. In de Wadi Zerka Macin springen de onder den naam Calirrhoë bekende en door Herodes den Grooten voor zijn herstel bezochte warme bronnen. Van hier strekt zich naar het z. en z.o. tot aan gene zijde van den Arnon een vulcanisch gebied uit, dat nog weinig doorvorscht is. In het 0. Testament wordt M. geroemd om zijn wijn en zijn schapenteelt; tegenwoordig zijn maar weinig plaatsen blijvend bewoond; de bevolking vormen thans bedoeïenen onder turksche opperheerschappij; als oudste bewoners worden de Amorieten genoemd. Het land is thans nog rijk aan steenen gedenkteekenen.
