geb. te Appingedam 1840, was o. a. hoogl. in de wijsbegeerte te Groningen en inspecteur bij het L. en M. onderwijs; voorn, werken: De beteekenis van Aristoteles voor de ontwikkeling der natuurlijke geschiedenis (1868), Ons landbouwonderwijs (1869), Dierkunde (1870), Handleiding bij het onderwijs in de beginselen der planten dierkunde (1875) enz. Met H.
Bouman richtte hij het tijdschrift „De Schoolbode” op. Hij overl. 1886 te ’s Gravenhage.