Gepubliceerd op 28-02-2021

Planten

betekenis & definitie

zijn levende wezens, die zich kunnen voeden en voortplanten, doch gevoel en willekeurige beweging missen. Volgens deze bepaling zal het niet moeilijk vallen het onderscheid te zien tusschen een volkomen georganiseerde plant en een dier van hoogeren rang.

Feitelijk zal het echter onmogelijk zijn hiermede tot eene beslissing te komen, wanneer men afdaalt tot de lagere vormen van planten- en dierenrijk. Het meest afdoende onderscheid is nog, dat de plantencel een cellulosen wand bezit en de dierlijke cel meestal niet. Daar de plantaardige cel zich spoedig mee een wand omgeeft, verliest zij grootendeels het vermogen verdere vormen aan te nemen. Vandaar de groote eenvormigheid van het plantaardig weefsel en plantaardige organen, vergeleken bij de groote veelvormigheid, die men daar bij de dieren aantreft. De veel hoogere trap van bewerktuiging in de dieren, zelfs van de laagste orden, is grootendeels een gevolg daarvan, dat de dierlijke cel de geschiktheid behoudt zich op veelvoudige wijze te ontwikkelen. Evenwel, ook hier zijn overgangen bij de lagere orden van planten en dieren.

Bij de laagbewerktuigde algen hebj ben de cellen het vermogen zich buiten den : celwand te begeven en vrij rond te zwemmen, voor zij weder een nieuwen celwand vormen. Van den anderen kant kunnen de meeste eencellige dieren zich encysteeren. Voeding en beweging houden op en er wordt een vaste, menigmaal uit cellulose bestaande wand gevormd. Hieruit volgt, dat men feitelijk nog geen gegevens kan aan wijzen die in alle gevallen beslissend zijn, om een bepaald levend wezen bij een der twee rijken in te doelen.Men onderscheidt in eene plant elementaire en samengestelde organen. Tot de eerste behooren cel, vezel, weefsel, (zie ald.), vaten (zie ald.), tot de laatste wortel, stengel, bladeren, bloem enz. (zie hierover bij de verschillende onderwerpen).

De levende cel bestaat meestal uit den eelI wand en den protoplast. Cellen zonder protoplast, zooals die van het kurk, zijn doode cellen, ongeschikt tot het volbrengen van eenigen physiologischen arbeid. Protoplasten zonder celwand zijn tot alle verrichtingen in staat en dus ook tot het vormen van een beschuttend laagje, dat men celwand noemt. De protoplasten zijn zelden glashelder; meestal komen er zeer kleine korreltjes in voor, waardoor eene lichte troebeling ontstaat. Hoe jonger de cellen zijn, des te aanzienlijker is de ruimte welke d'e protoplast in haar binnenste inneemt. Langzamerhand echter sijpelen er druppels van een waterachtig vocht in door en dringen deze, in omvang toenemend, den protoplast naar buiten.

Zijn alle druppels, tot hiertoe slechts in kleinere ruimten of vacuolen besloten, ineengevloeid, dan wordt het midden der cel door het z.g. celvocht ingenomen en noemt men den protoplast wandstandig. De draden, die van den protoplast het celvocht binnendringen, om verder of ineen te vloeien öf zich met de celkern te vereenigen, noemt men armpjes. De stof, waaruit de protoplasten bestaan, heet protoplasma, welks scheikundige samenstelling nog niet volkomen bekend is. Gewoonlijk wordt eiwit en olie daarin aangetroffen. De vorm der cellen is zeer verschillend: rondachtig, veelhoekig, plat, verlengd enz. Spoelvormige cellen heeten vezels en maken het hoofdbestanddeel uit van het hout en den bast. Zij onderscheiden zich door een lang uitgerekten vorm en puntige uiteinden. _

De celwand bestaat vooral uit cellulose (zie ald.) en wordt opgebouwd uit zeer kleine georganiseerde korreltjes, dermatosomen. De eerste laag wordt door protoplasma gevormd, dat met het overige celplasma in verbinding blijft en de dermatosomen vormt. Deze vermenigvuldigen zich door deeling of uit zeer kleine lichaampjes, die uit het plasma gevormd en in de plasmadraden gevonden worden. Uit de cellen worden de weefsels, vaten en hoogere organen der plant gevormd. De verschillende planten worden in klassen, orden, familiën, geslachten en soorten gerangschikt. Men spreekt van een kunstmatig stelsel, bijv. van Linneans, en natuurlijk stelsel, bijv. van De Candolle (zie ald.), later herhaaldelijk gewijzigd.

Over de bewegingen der planten zie Beweging, Nachtslaap, Nutatie. Zie ook Bestuiving, Bevruchting, blz. 938.