lat., in de beeldende kunst de richting, die door de herleving der studiën van de grieksch-romeinsche oudheid door Lessing, Winckelmann, Stuart en Revett e. a. in de laatste tientallen der 18de eeuw 'Opkwam en zich tot omstreeks het midden der 19de eeuw staande hield. In Duitschland staan Carstens en zijn volgelingen in de schilderkunst, de architecten Erdmannsdorff, Gilly en Langhans aan het hoofd dezer bewmging; in Frankrijk David en zijn leerlingen en de architecten Percier en Fontaine, die een bijzondere soort van K., den z.g.
Empire-stijl, stichtten. De voornaamste vertegenwoordigers van het K. in de beeldhouwkunst zijn Canova en Thorwaidsen met hun talrijke leerlingen en de Franschen Chandet en Bosio.