Gepubliceerd op 23-02-2021

Kunst

betekenis & definitie

afgeleid van hunnen, in het algemeen elke door oefening verkregen vaardigheid.

Men verdeelt de kunsten in werktuigelijke, d. i. dezulken bij welke voordeel of nut op den voorgrond staan, en in vrije of schoone K., d. i. die zich niet in de eerste plaats voordeel ten doel stellen, maar de bevordering van genot door de beoefening van het schoone. De Ouden namen zeven vrije kunsten aan: taalkunde, redekunst, wijsbegeerte, rekenkunst, wiskunst, sterrenkunde en toonkunst. In meer bepaalden, d. i. in aesthetischen zin, verstaat men door K. alleen de zoogenaamde schoone of vrije kunsten: de bouw-, beeldhouw-, schilder-, toon- en dichtkunst. Alle kunsten vinden haar oorsprong in het gevoel en meer bepaald in de phantasie, welke daarom de moeder der K. genoemd wordt. Zoodra men echter eenige heerschappij verkreeg over de hulpmiddelen om denkbeelden te verzinnelijken, moest de K. zich onderwerpen aan een andere behoefte van den mensch, die aan schoonheid. Men stelde zich niet langer tevreden met het uitdrukken van het groote en treffende, maar streefde naar harmonie tusschen hetgeen werd nitgedrukt en hetgeen waardoor men zich uitdrukte en sinds werd de schoonheid als het eigenlijke doel der K. erkend. De wetenschappelijke voorstelling van den oorsprong en de ontwikkeling der K. noemt men kunstgeschiedenis (zie ald.).