Gepubliceerd op 23-02-2021

Heusde

betekenis & definitie

(Philip Willem van) nederlandsch philoloog, geb. 17 Juni 1778 te Rotterdam, overl. 28 Juli 1839 te Genève op een reis door Zwitserland, studeerde sedert 1797 te Amsterdam en te Leiden en werd in 1804 hoogleeraar in de welsprekendheid en de geschiedenis te Utrecht. Hij heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt ten opzichte van Plato en publiceerde: Specimen criticum in Platonem (Leiden 1803), Initia philosophiae Platonicae (3 dln., Utrecht 1827—36, 2de dr., 1 dl., Leiden 1842), Be Socratische school (4 dln., ald. 1834—39, 3de dr. 1860), Characterismi principum philosophorum veterum (Amsterd. 1839).

Voorts dienen nog genoemd: Brieven over den aard en de strekking van het hooger onderwijs (Utrecht 1829, 4de dr. 1857) en De school van Pohjbius (nagelaten, Amsterd. 1841). Vergel. Rovers, Memoria Heusdii (Utr. 1841), id., Wie was Ph. W. van Heusde? (ald. 1875).Jan Adolf Karei van H., zoon van den vorige, geb. 28 Mei 1812 te Utrecht, overl. 16 Nov. 1878 te ’s Gravenhage, werd in 1840 rector der latijnsche school te Amersfoort, 1847 hoogleeraar in de oude letteren te Groningen en woonde, na het nederleggen van zijn ambt, meestentijds in Den Haag. Zijn voornaamste geschriften zijn: M. T. Cicero Philoplaton (Utr. 1836), Disquisitio de L. Aelio Stilone, rhetorieonm ad Herennium, ut videtur auctore (ald. 1839), Studia critica in C. Lucilium poetam collata (ald. 1842), Epistola ad C.

Fr. Hermann de C. Lucilio (ald. 1844), naar aanleiding van een scherpe critiek van Hermann op genoemde Studia; een critisch-exegetische uitgave van Aeschylus’ Agamemnon met de scholiën ’s Gravenh. 1864).