Gepubliceerd op 23-02-2021

Hermaphroditisme

betekenis & definitie

het voorkomen van mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bij een en hetzelfde individu; het vereenigd zijn van het mannelijke en vrouwelijke sexueele stelsel bij een enkel individu. Normaal komt H. voor bij vele planten en ook bij eenige dieren (meerdere weekdieren, wormen, stekelhuidigen, vele ingewandswormen enz.).

Nimmer gaat H. gepaard met de mogelijkheid van zelfbevruchting en het bestaan dezer mogelijkheid 'wordt zelfs vrij algemeen ontkend; in elk geval kunnen niet alle hermaphrodieten zich zelfstandig, d. i. zonder behulp van een tweede individu, voortplanten. Hoewel bijv. een slak volkomen ontwikkelde mannelijke en vrouwelijke geslachtsdeelen bezit, is ter voortplanting niettemin een samenkomen van twee soortgenooten noodig. Alsdan zijn nog verschillende gevallen mogelijk; ten eerste kunnen beide individuen bevrucht worden, het zaad der eene slak bevrucht dan wederkeerig het ei der andere; ten tweede kan het eene tweeslachtige dier slechts als mannetje, het andere slechts als wijfje dienen, zoodat slechts een van beide bevrucht wordt; ook weet men van sommige dieren, dat bij hen de beide sexueele stelsels zich niet gelijkmatig ontwikkelen, zoodat zij gedurende een zekere periode van hun leven mannetje en gedurende een latere periode wijfje zijn; deze worden proterandrische dieren geheeten; ook het omgekeerde is waargenomen, dat n.l. eenzelfde dier eerst vrouwelijke en later mannelijke voorttelingsstoflen produceeren; deze noemt men proterogynetische dieren. De oesters bijv. zijn proterogynisch. Hermaphrodieten die het vermogen tot zelfbevruchting missen zijn geen ware tweeslachtige dieren en bij hen spreekt men meestal niet van H., maar van androgynie. In de jeugd hebben vele lagere dieren de grondslagen beider sexueele stelsels (het mannelijke en het vrouwelijke) in zich, zoodat zij zich als hermaphrodieten voordoen; doch niet alle daarvan worden tweeslachtig; bij een groot aantal dieren die in den jeugdigen toestand hermaphrodietisch schijnen, ontwikkelt zich het eene stelsel van geslachtsorganen progressief, het andere regressief, zoodat zij in den volwassen staat, hetzij mannetje of wijfje zijn.

Volstrekt H., waarbij eenzelfde dier alle geslachtsfuncties volkomen zelfstandig verricht, zoodat elk individu ten volle de soort vertegenwoordigt, wordt door de tegenwoordige wetenschap vrijwel eenstemmig als een onmogelijkheid aangemerkt, en men noemt reeds een dier, dat de voornaamste mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen bezit, een ware diermaphrodiet. Op het gebied van het H. moet echter nog zeer veel opgehelderd, veel is nog ten eenenmale duister en vol tegenspraak. Bij de hoogere dieren en bij den mensch is H. steeds niets dan een misvorming, een gebrek in de ontwikkeling, waarvoor in de vroegste tijdperken van het vruchtleven naar nog onbekende wetten en oorzaken de grond is gelegd; de abnormaliteit van een dergelijk H. wordt reeds bewezen door de onvolkomenheid van het geslachtsleven in die gevallen. Bij de gewervelde dieren bestaat het H. dikwijls hierin, dat de inwendige geslachtsdeelen op de mannelijke, de uitwendige daarentegen op de vrouwelijke gelijken (Hermaphroditismus transversalis); het omgekeerde is zeldzamer.In het gewone leven pleegt men ook, hoewel ten onrechte, een mensch of een dier, welks geslachtsorganen derwijze zijn misvormd, dat de eigenlijke sekse niet te onderscheiden is, een hermaprodiet te noemen. De menschelijke z.g. tweeslachtigen zijn hetzij mannen of vrouwen, nimmer beide tezamen, alzoo nimmer ware hermaphrodieten. De meeste menschelijke z.g. tweeslachtigen zijn van het mannelijk geslacht; sommige mannelijke hermaphrodieten hebben echter uitwendig en ook in andere opzichten geheel het voorkomen eener vrouw, gelijk ook vrouwelijke hermaphrodieten den mannelijken habitus zeer nabij komen. De doorslag geeft echter de aard der geslachtsklieren: een tweeslachtige met, zij het dan ook uitwendig onzichtbare en verborgen gelegen zaadklieren (ballen) is een man, hoezeer hij ook voor het overige op een vrouw moge gelijken; en een tweeslachtige met eierstokken is een vrouw. Van vele tweeslachtigen is de kunne eerst na den dood, door microscopisch onderzoek, te bepalen, en zelfs dan is het nog niet altijd mogelijk. In rechten wordt geen onbepaaldheid van geslacht erkend; bij twijfel is het de taak der gerechtelijke geneeskunde de sekse vast te stellen.

Uit misverstand spreekt men ook wel bij betrekkelijk onbeduidende afwijkingen in het maaksel der uitwendige geslachtsdeelen van H., en noemt b.v. mannen met ongewoon groote, melkafscheidende borsten en kleine penis, of vrouwen met abnormaal groote clitoris, tweeslachtigen. Wezenlijk H., d. w. z. het voorhanden zijn van zaadbereidende en eibereidende organen bij eenzelfden persoon, is bij den mensch nog nimmer met zekerheid geconstateerd, zoodat de ge-lachtelijke misvorming altijd onvolkomen schijnt te zijn. Bij visschen worden niet zelden tegelijk hom en kuit aangetroffen; ook dit verschijnsel is nog niet voldoende opgehelderd.

< >