duitsch vorstenhuis, zou zijn naam ontleenen aan het nog als een bouwval voorhanden slot H. of Habichtsburg (Haviksburcht) bij Schinznach aan de Aare, dat op kosten van Werner, bisschop van Straatsburg uit deze dynastie, gebouwd zou zijn (zie Langl, Die H. und die Stätten ihrer Umgebung, 2de dr., Weenen 1895, en Merz, Die H., Aarau 1826). Werner I (overl. 1098) was de eerste die den titel van graaf van H. voerde.
Diens kleinzoon, Werner II, verschijnt in 1135 als bezitter van het landgraafschap Opper-Elzas, waar het geslacht reeds vroeg uitgestrekte goederen had bezeten; zijn zoon, Albrecht III, kreeg van keizer Frederik I den Zürichgouw, alsmede als naaste bloedverwant van het grafelijk huis der Lenzburgers, dat in 1172 uitstierf, een deel van deszelfs goederen aan het Luzernermeer, Willislau, Sempach enz. Eerst met dezen Albrecht III laat zich de geslachtsopvolging van het huis H. met zekerheid aanwijzen. Zijn zoon Rudolf breidde zijn gebied uit met het graafschap Aargau en de heerlijkheid Lauffenburg. Diens beide zonen Albrecht de Wijze en Rudolf II deelden, na huns vaders dood (1232), de bezittingen. Rudolf II werd het hoofd der H.-Lauffenburgsche linie, welke zich weder in twee takken verdeelde: de graven van H. te Lauffenburg en de graven van Kyburg. De eerste tak stierf in Duitschland uit met Johan IV in 1408, maar bleef in Engeland in het geslacht der Fieldings voortbestaan.
De Kyburgsche tak stierf met Ego, graaf van Kyburg en landgraaf in Bourgondië, in 1415 uit. Daarentegen bloeide de tak van Albrecht den Wijze, die in 1240 als kruisvaarder naar Palestina trok en te Askalon stierf, door diens oudsten zoon Rudolf, die in 1273 als Rudolf I (zie ald.) op den duitschen keizerstroon kwam en de stichter werd van het Oostenrijksche huis. Van zijn zonen Albrecht I, sedert 1298 duitsch keizer, en Rudolf (overl. 1289), plantte de eerste het geslacht voort door den derden zijner vijf zonen, Albrecht II (overl. 1358), die vier zonen had. De linie van Albrecht III, den derden dezer zonen, wiens kleinzoon Albrecht V als duitsch keizer (1438) Albrecht II was, stierf in 1457 met Ladislaus Posthumus, koning van Bohemen en Hongarije, uit. Langer bloeide de linie van Leopold III, tweeden zoon van Albrecht II, van wien de duitsche keizer Frederik III een kleinzoon was, welke laatste de vader was van Maximiliaan I, sedert 1493 duitsch keizer. Philips, de zoon van Maximiliaan, voegde door zijn huwelijk Spanje bij de bezittingen van zijn huis, welke na zijn dood (1506) verdeeld werden, daar Karel I, sedert 1519 als Karel V duitsch keizer, Spanje en Bourgondië, en Ferdinand I de Oostenr.Duitsche landen verkreeg, waarbij hij door zijn huwelijk Hongarije en Bohemen, benevens Moravië, Silezië en Lausitz voegde.
De spaansche linie stierf in 1700 met koning Karel II uit. Van Ferdinand I, die in 1556 duitsch keizer werd, stamden de volgende keizers af: Maximiliaan II, sedert 1564 duitsch keizer, Rudolf II, sedert 1576, Matthias, sedert 1612, Ferdinand II, sedert 1619, Ferdinand III, sedert 1637, Leopold I, sedert 1658, Joseph I, sedert 1705, en Karel VI, sedert 1711 keizer, met wien in 1740 de mannelijke stam van het huis H. uitstierf. Maria Theresia, de erfdochter van Karel VI, grondde door haar huwelijk met Frans I, zoon van hertog Leopold van Lotharingen en duitsch keizer sedert 1745, het huis H.-Lotharingen en werd de moeder van de keizers Joseph II, keizer sedert 1765, en Leopold II, keizer sedert 1790. De laatste, die twaalf kinderen had, was de vader van Frans II, die van 1792—1804 duitsch keizer was en zich als keizer van Oostenrijk Frans I noemde. Deze had zeven kinderen, van welke de oudste zoon Ferdinand I van 1835—48 keizer van Oostenrijk was. De jongste zoon van Frans II, Frans Karel Joseph, had bij Friederike Sophie Dorothea, dochter van koning Maximiliaan Joseph van Beieren, vier zonen: de thans regeerende keizer Frans Joseph I, Ferdinand Maximiiaan Joseph, eenigen tijd keizer van Mexico, Karel Lodewijk Joseph Marie, en Lodewijk Joseph Anton Victor.
Na den dood van kroonprins Rudolf (30 Jan. 1889) is aartshertog Frans Ferdinand, de oudste zoon van Karel Lodewijk, de vermoedelijke troonopvolger der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie. De stamlanden van het huis H. gingen allengs aan Zwitserland verloren; de laatste bezittingen aldaar werden in 1802 afgestaan. Het stamslot kwam reeds onder hertog Frederik IV in 1415 aan Bern. Zie voorts op de afzonderlijke namen en Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie en Spanje, geschiedenis. .