ZOUTTUIN, m. (-en), inrichting waardoor men zont uit het zeewater afscheidt, ondiepe zeer groote bak, soms wel ¼ GM2. groot, dien men tijdens den vloed met zeewater laat volloopen en dan laat verdampen;
...VAT, o. (-en),
...VAATJE, o. (-s), zeker tafelgereedschap dat het zout bevat;
...VERKOOP, m. het verkoopen van zout;
...VIJZEL, m. (-s). toestel waarin het zout wordt gestampt;
...VLOOT, v. (...vloten), de schepen die in vroegere jaren het zout, voornamelijk klipzout, uit Amerika aanvoerden;
...WAAG, v. (...wagen), plaats waar het zout gewogen wordt; (scheik.) zeker werktuig;
...WATER, o. zouthoudend water, zeewater.