ZEKERHEID, v. veiligheid: zijn effecten in zekerheid brengen;
— gewisheid : de zekerheid, eener tijding; met zekerheid kan ik u zeggen;
— hij heeft eene groote zekerheid in zijn spreken, in zijn optreden, beslistheid, vastheid;
— verzekering, onderpand, waarborg : geld leenen op zekerheid.