Gepubliceerd op 06-12-2018

WINDEN

betekenis & definitie

WINDEN, (wond, heeft gewonden), zwachtelen, omwikkelen: een doekje om den vinger winden; (spr.) men kan hem om den vinger winden, zie VINGER; garen tot een kluwen vormen;

ophijschen, optrekken (met eene windas): zware koffers naar boven, naar beneden winden;
— den kaapstander draaien (om het anker te lichten); het anker winden;
— (fig.) zich uit iets winden, zich op behendige wijze van iets afmaken. WINDING, v. (-en), het winden.