WEPEL, bn. (veroud. Zuidn.) ledig, ijdel: de ton is wepel; dat huis staat wepel, is onbewoond ; openstaande: de pastory zal wepel zijn; hij of zij is wepel, de vrouw of de man is gestorven of ongetrouwd ; wepel te paard zitten, zonder zadel te paard zitten.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk