Gepubliceerd op 06-12-2018

WACHTEN

betekenis & definitie

WACHTEN - (wachtte, heeft gewacht), ergens in zekere houding blijven of zich ophouden, tot iem. of iets komt: wacht maar tot ik kom; ik kan niet langer wachten;

— met het eten op iem. wachten, niet beginnen te eten vóór hij gekomen is; op eene goede gelegenheid wachten;
— (fig.) daar wacht ik hem, daar zal ik hem toonen, dat ik sterker (machtiger enz.) ben dan hij;
— (spr.) daar is wel wachten maar geen vasten naar, dit zal zoo spoedig niet gebeuren;
— (gemeenz.) wachten tot ie een ons weegt, ontzettend lang wachten;
— als bedreiging : wacht, ik kom beneden !; wacht, dat zal ik je betaald zetten;
— verbeiden, tegemoet zien; ik wacht mijn vriend; hem wacht eene belooning, eene zware straf;
— verwachten : ik heb geld te wachten; daar wacht u schande en oneer, die zullen daar uw deel zijn ; wanneer wachten zij u ?;
— zich voor iets wachten, op zijne hoede zijn, oppassen: wacht u voor de ondeugd, vermijd de ondeugd; wacht u voor tocht, neem u daarvoor in acht;
— (gew.) bewaken, hoeden: koeien, varkens, schapen wachten.