Wat is de betekenis van wachten?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wachten

wachten - Werkwoord 1. (inerg) op dezelfde plaats of in dezelfde situatie blijven tot iemand komt of iets gebeurt Daar is lang op gewacht. 2. (refl) (verouderd) zich ~ voor oppassen voor iets, zich hoeden voor iets Wacht u voor de hond!...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wachten

wachten - regelmatig werkwoord uitspraak: wach-ten 1. ergens blijven tot hij/het komt ♢ wij wachten op de bus van zes uur 1. wacht even! [heb nog even geduld] 2. ...

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

wachten

1. In de verb. zonder wachten, zonder dralen, meteen, onmiddellijk. Wanneer u zich daarin herkent schrijf ons zonder wachten, het is dringend, Gazet v. Antw. 8/4/1977. 2. Zeer vaak in de verb. naar iem., iets wachten, op iem., iets wachten. Het wachten begon opnieuw. Het wachten naar de zwarte schim, die, zoveel schim ze ook...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wachten

v., wachtsje, toevje, tôvje, tuorje, biidzje, tiid, geduld dwaen; niet lang —, net lang boargje; lang op zich laten —, lang oanhâlde; metdoorbrengen, forwachtsje; testaan, wank(j)e; zich - voor, jin wachtsje, to wacht nimme, hoedzje foar.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wachten

(wachtte, heeft gewacht), 1. ergens blijven of zich ophouden tot iem. of iets komt: wacht hier maar even tot ik terugkom ; ik stond op de bus te wachten ; — (fig.) daar wacht ik hem, daar zal ik hem tonen dat ik sterker (machtiger enz.) ben dan hij ; 2. (zonder gedachte aan ergens blijven) verbeiden : lang gewacht en...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wachten

wachtte, heeftgewacht; 1. toeven op een plaats, tot iem. of iets komt: voor een brug wachten; wacht hier een ogenblik; dat kan (wel) wachten, daar is zo’n haast niet bij; staan wachten; iem. lang laten wachten; wachten, tot hij hier is; op de trein wachten; 2. verwachten, tegemoet zien: hij wacht elke dag zijn benoeming; geld te wachten hebbe...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wachten

('wachtәn) (wachtte, heeft gewacht) 1. ergens blijven tot iemand of iets komt: wacht hier een ogenblik, ik kom dadelijk terug; vóór een overweg staan -; op de trein, op de bus staan te -; op een gelegenheid -; (op) iemand lang -; wacht tot hij hier is; hij, de straf liet niet op zich -. Gez. daar is wel -, maar geen vasten naar,...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wachten

(wachtte, heeft gewacht), 1. ergens zich ophouden tot iemand of iets komt: ik stond op de bus te wachten; 2. (zonder gedachte aan ergens blijven) verbeiden: op een goede gelegenheid wachten; met het eten op iemand wachten, niet beginnen te eten vóór hij gekomen is; wacht even, begin nog niet; (gemeenz.) wachten tot je een ons weegt,...