VOORUITLOOPEN - vóór anderen, vroeger loopen; anderen achter zich laten;
— (fig.) de gebeurtenissen vooruitloopen, niet de gebeurtenissen afwachten, maar reeds te voren zijn oordeel vellen, zijn besluit nemen:
— den tijd vooruitloopen, niet den gang van zaken afwachten;
— den rechter vooruitloopen, reeds een oordeel vellen vóór de rechter met het onderzoek klaar is;
— het verhaal vooruitloopen, reeds naar het einde vernemen, niet geregeld volgen.