Gepubliceerd op 06-12-2018

VOEGEN

betekenis & definitie

VOEGEN - (voegde, heeft gevoegd), samensluiten, onderling verbinden: planken in, aan elkander voegen;

— (mets.) de ruimten tusschen de steenen ophullen, bijstrijken (met kalk);
— vereenigen met: twee woorden aan elkander voegen; hij wil zijn tuin bij den mijnen voegen; zich bij iem. voegen, zich in iemands gezelschap begeven; de partij van hem volgen ; zich naar iem. voegen, schikken ;
— insluiten : hierbij voeg ik een bankje van f 100, bij dezen brief ;
— wat hebt gij hier nog bij te voegen, nog meer te zeggen, schrijven?;
— passen, betamen : zoo iets voegt u niet;
— geschikt zijn, gelegen komen : zoo'n groot duur huis zou mij niet voegen, VOEGING, v. (-en), het voegen; (recht.) de tusschenkomst van een persoon, met machtiging van den rechter, tusschen twee gedingvoerende partijen ;
— voegsel.