Gepubliceerd op 13-09-2018

Kalk

betekenis & definitie

KALK, v. een koolzuurzout van het metaal calcium, dat in kalkspaat, marmer, krijt, mergel, schelpen enz. voorkomt; de door gloeiing van kalksteen of schelpen ontstane zelfstandigheid; ongebluschte kalk;

— het witte poeder, dat onder ontwikkeling van veel warmte door de vereeniging van water en ongebluschte kalk is ontstaan : gebluschte kalk en dat hoofdzakelijk bij het metselen en het witten wordt gebruikt;
— mortel of metselspecie : kalk bouwen, kalk met zand en water vermengen tot mortel; zwavelzure kalk, gips; hydraulische kalk, cement.