VISCHLEPEL - m. (-s), lepel om gekookte visch mede op te scheppen;
...LEVER, v. (-s);
...LIJM, v. eene soort van lijm bereid uit het vlies dat de zwemblaas van sommige soorten van steur inwendig bekleedt; zij dient tot lijmen, tot het klaren van vloeistoffen, soms als voedingsmiddel;
...LIJN, v. (-en), vischtuig;
...LOOD, o..(-en), lood bij hengelaars in gebruik om den vischhaak te laten zinken;
...LUCHT v.;
...LUIS, v. (...zen), zeker schaaldier {caligus) dat in zoet- en zoutwater op visschen leeft;
...MAAL, o. (...malen);
...MAN, m. (-nen), man die visch langs de huizen verkoopt; (flg.) iem. die veel van visch houdt: ik ben geen vischman, ik houd niet van visch;
...MAND, v. (-en);
...MARKT, v. (-en);
...MIJN v. vischafslag;
...NET, o. (-ten), gemaasd net om visschen te vangen; ook om visschen te dragen;
...OOG, o. (-en);
...OTTER, m. (-s), gewone otter (lutra).