VERTREDEN - (vertrad, heeft vertreden), vertrappen : zijn geluk vertreden ; iem. in 't stof vertreden; onderdrukken: iemands goeden naam vertreden, belasteren, door het slijk halen ;
— tredende bezeeren: den voet vertreden, verstuiken, ontwrichten; ik ga mij wat vertreden, eene kleine wandeling doen, inz. na eene lange rust, na lang gezeten te hebben. VERTREDING, v. vertrapping; kleine wandeling.