SLIJK - SLIK, o. modder, slib : het slijk der straten; eene sloot vol slijk;
— (fig.) zich in het slijk wentelen, een verdorven leven leiden; goud is het slijk der aarde, goud is nietig, heeft geene waarde ;
— iem. door het slijk sleuren, iemands naam door het slijk halen, hem schandvlekken.