VERSUKKELEN - (versukkelde, heeft en is versukkeld), sukkelende doorbrengen: hij heeft den heelen zomer veel geld versukkeld; (ook) plagen: hij laat zich niet versukkelen, als een sukkel behandelen, met minachting behandelen ;
— een ellendig leven leiden : in armoede versukkelen. VERSUKKELING, v. (-en), het versukkelen ; ziekelijkheid; (fig.) groote verlegenheid.