VERSTOOTEN - (verstiet, verstootte, heeft verstooten), stootende, verplaatsen : een bal op het biljart verstoeien;
— iem. verstooten, allen omgang met hem af breken ;
— een kind verstooten, het niet als echt erkennen;
— eene vrouw verstooten, zich van haar scheiden, haar uit het huis zetten;
— verachten, van zich werpen (vermaningen enz.). VERSTOOTING, v. het verstooten; (recht.) onterving; verjaging.