VERBREKEN - (verbrak, heeft verbroken), geheel breken;
— (fig.) schenden (een verdrag, een eed, eene wet): het zegel, het geheim verbreken; vernietigen, herroepen: een testament verbreken; eene wet verbreken (door de rechters), vernietigen. VERBREKING, v. het verbreken; breuk; inbraak; (fig.) schending, overtreding, inbreuk.