Gepubliceerd op 02-09-2018

Eed

betekenis & definitie

EED, m. (-en), plechtige bevestiging, onder aanroeping van God, van eene verklaring of belofte; die verklaring of belofte zelve een plechtigen, duren eed zweren; een eed doen, afleggen; iem. een eed afnemen; een eed op het zwaard;

— onder eede staan, door zijn eed gebonden;
— zich bij eede verbinden; verklarings-eed, belofte-eed, zuiveringseed; in plicht en eed nemen; onder eede hooren, zijn eed breken;
— beslissende eed, (voor het gerecht) door eene der partijen aan de andere opgedragen tot beslissing van een betwist punt;
— suppletoirs eed, door den rechter ambtshalve opgelegd, ten einde het aanwezige, doch niet geheel voldoende bewijs aan te vullen;
— (fig.) (w. g.) iem. in den eed nemen, hem bedriegen, voor den zot houden;
— (w. g.) dat is een Fransche eed, eene lichtzinnige belofte;
— (Zuidn.) een kleed van den ouden eed, van de oude mode;
— iem. van den ouden eed, een braaf man.