Gepubliceerd op 06-12-2018

VASTZITTEN

betekenis & definitie

VASTZITTEN - (zat vast, heeft vastgezeten), bevestigd of vastgehecht zitten of zijn; in de gevangenis zitten; (zeew.) aan den grond zitten, gestrand zijn; (plat) die honden zitten vast, paren;

— (fig.) hij zat weldra vast, wist niets meer te zeggen, kon niet verder spelen, handelen enz.;
— ergens aan vastzitten, er niet afkunnen; (met betrekking tot een koop, eene belofte, eene verbintenis enz.);
— (fig.) gehuwd zijn: daar zit hij aan vast.