VANDAAN - bw. van eene plaats zich bewegend : waar komt ge vandaan ?; hij is van Leiden vandaan, afkomstig, geboortig;
— waar haalt gij dat vandaan? van welke plaats, (ook fig.) hoe komt gij daaraan ?, hoe verzint gij het;
— hij is hier al lang vandaan, hij is reeds lang weg, vertrokken; blijf daar vandaan, kom daar niet.