UITNEMEN - (nam uit, heeft uitgenomen), uit iets nemen; (drukk.) de gekeerden uitnemen, de omgekeerd gezette letters uit het blok nemen; ik zal er een uitnemen, uitzoeken;
— (gew.) uitmunten : hij kan mooi spelen; zie, het neemt uit; die jongen is vandaag zoo stout, dat het uitneemt, alle palen te buiten gaat. UITNEMING, v.